Geschenk van God

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Voor ons is een herder met een kudde schapen een bezienswaardigheid. Voor Jezus' tijdgenoten behoorde dat tot het dagelijkse leven. De man van Nazaret vertelde er parabels over en vergeleek zichzelf met een herder. Jezus als de goede herder is trouwens een van de oudste en meest geliefde Christusvoorstellingen. Als Hij herder is, dan zijn wij zijn schapen. Dat beeld werkt Hij heel sterk uit.

Laten we het maar meteen heel scherp zeggen. Wat Jezus duidelijk wil maken, gaat in tegen onze dierbaarste opvattingen over het mensenbestaan: zelfstandig zijn, van niemand afhankelijk, voor jezelf opkomen, zoveel mogelijk je eigen ideeën en idealen op- en uitbouwen... zo hoort het tegenwoordig.

Het evangelie laat heel andere klanken horen. Wij zijn geen helden die het allemaal op eigen houtje aankunnen. Wij zijn broos en kwetsbaar. We hebben de anderen nodig. We hebben nood aan een onderdak, anders worden we eenzaam en hulpeloos. Die kant van het mens-zijn komt in Jezus' goede boodschap voortdurend aan bod. Hij is niet gekomen voor stoere en sterke mensen, om de eenvoudige reden dat die niet bestaan. Wie toch meent het allemaal op eigen kracht te kunnen, maakt zichzelf iets wijs. Daarom grijpt Jezus zo graag terug naar het beeld van de kudde en de zorgende herder. Gaan we daarmee over tot betutteling? Komt de Heer alleen maar naar ons toe omdat wij hulpeloze schaapjes zijn? Wie dat denkt of vreest, heeft Jezus' diepste gezindheid nog niet begrepen. Hij komt niet zomaar naar ons toe om uit medelijden onze traantjes te drogen.

Waarom trekt een herder op tocht met zijn schapen? Omdat die hem toevertrouwd zijn door de eigenaar van de kudde. Hij handelt dus in opdracht van iemand. Bij Jezus is dat ook zo. Zijn Vader heeft Hem naar ons gezonden om herder te zijn. Van de schapen zegt Hij: ‘Wat mijn Vader Mij heeft toevertrouwd, gaat alles te boven.' Wij zijn een geschenk voor Hem. Hij heeft ons gekregen van de Vader. Daarom zal Hij ons niet en nooit meer in de steek laten. Zelfs als wij sterven, laat Hij ons niet los: ‘Nooit zullen ze verloren gaan, niemand zal ze aan mijn hand ontrukken.' Wij zijn een geschenk van de Vader aan de Zoon. Zozeer zijn wij bemind. Daar ligt de reden en de bestemming van ons bestaan: goddelijk geschenk te zijn, van de Vader aan de Zoon.

Wie heeft ooit zoiets tot de mensen durven zeggen? Ik zou het niet weten. Her staat mijlenver af van wat vandaag zoal over de mens gezegd wordt: het maakt hem meestal niet groter of mooier. Het evangelie brengt een zeer sterke opwaardering van ons mens-zijn. Hier stoten we wellicht ook op de grootste moeilijkheid om te geloven: durven te beseffen dat elke mens heel waardevol is in Gods ogen. Durven te aanvaarden dat de Zoon voor ons zorgt omdat wij het mooiste geschenk zijn dat Hij van de Vader gekregen heeft. Daarom is Hij de goede herder.