7e zondag van Pasen (2010)

Hoe verging het u net toen u het evangelie hoorde? In de voorbereiding duizelde het mij weer even. Het lijkt erop dat Johannes Jezus in andere bewoordingen een paar keer hetzelfde laat zeggen. Een soort cirkelredenatie waarmee je weinig verder komt. Op het niveau van de logica is het nogal ingewikkeld, maar op het niveau van je gevoel, van je hart, kun je erdoor geraakt worden: je voelt als het ware dat het gaat over het grote mysterie van de eenwording van de mens met God.

Jezus bidt voor zijn volgelingen, zijn volgelingen van toen en zijn volgelingen van nu, voor ons dus. `Dat ze allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U'. Waar zo'n gebed op uit kan lopen, zien we in het verhaal over Stefanus.
De Jezus-beweging bestaat nog maar net en nu al wordt één van zijn trouwste volgers door medeburgers de stad uit gesleept en met stenen doodgegooid.
Een gebed met gevaar voor eigen leven dus, zou je kunnen zeggen.
`Vader ik wil dat zij die Gij mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar ik ben'.
Stefanus heeft het geweten. Hij gaat inderdaad dezelfde weg als Jezus: de stad uit om daar te sterven.

Het gebed dat we net hoorden is een deel van het zogenaamde hogepriesterlijk gebed , We zeggen het Jezus na wanneer wij bijvoorbeeld bidden voor de eenheid in de kerken. Maar wat verstaan wij onder die eenheid waarvoor we bidden?
Wat verstaat de kerk onder de eenheid?
Soms lijkt het erop dat de kerk met eenheid bedoeld een opgelegde uniformiteit. Eén centraal gezag dat op alle vragen een feilloos antwoord heeft.
Allen die gelovig zijn dienen zich daaraan te houden. De eenheid bereikt!
Zou dat de eenheid zijn waar Jezus om bidt?

Zo'n opgelegde eenheid kan ons eigen geweten, ons eigen inzicht, onze eigen oprechte overtuiging, ernstig op de proef stellen. Zo kan het geloof in de Geest, waar wij in deze dagen in het bijzonder voor bidden, op een laag pitje komen te staan. Gaat het Jezus niet meer om gemeenschap dan om eenvormigheid?

Het Tweede Vaticaans Concilie spreekt over het recht van alle volken en culturen om op hun eigen wijze kerk te zijn. Nederland is Polen niet en Polen is Mexico niet. Geen misverstand, we horen als wereldkerk bij elkaar en natuurlijk is de leiding in de kerk ervoor om ons bijeen te houden opdat we elkaar helpen heel de volle rijkdom van Jezus gestalte te geven in de wereld.
Om die eenheid bidt Jezus, volgens mij.

En ook wij willen daar in alle oprechtheid voor bidden en aan werken. Maar als we samen gestalte willen geven aan Jezus' erfenis, als we als gemeenschap één willen zijn in het uitdragen van zijn boodschap, dan kunnen we niet zwijgen over het onrecht in de wereld, ver weg en héél dichtbij.
Dan zullen we ook onze eigen verdeeldheid te boven moeten komen, dan zullen we het er over moeten hebben met elkaar, dan zullen we samen moeten zoeken naar oplossingen. Want erover zwijgen om de lieve vrede betekent nog geen eenheid. Door erover te zwijgen kunnen we belangrijke terreinen van het leven buiten beschouwing laten, buiten de kerk houden.
Maar dat kan toch niet de eenheid zijn waar Jezus om bidt?

Dan zullen we oog moeten hebben voor mensen aan de onderkant van onze samenleving, dan zullen we verantwoord met onze aarde moeten omgaan, dan sluiten we geen enkel kind van God uit,
Dán bereiken we die eenheid die Jezus voor ogen stond. Maar hoe dan?

We zouden het vandaag kunnen vragen aan Stefanus.
Hoe heeft hij die eerste christen-gemeenschap beleefd? In de Handelingen van de Apostelen lezen we: `De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel, ze bezaten alles gemeenschappelijk.'

Stefanus was zelfs aangesteld om aan dat gemeenschappelijk leven leiding te geven, want ook toen waren er wel onenigheden. De weduwen van buitenlanders, zo staat er in de Handelingen, werden achtergesteld. En er waren ook rijke mensen, zoals Ananias en Saffira die net deden alsof ze alles aan de gemeente hadden afgestaan, maar wel geld achterhielden.
Maar men verzweeg het niet.
Het werd ter sprake gebracht. Zo werkte men aan een daadwerkelijke eenheid: samen bidden, elkaar onderrichten in de leer, het brood breken met elkaar en de bezittingen delen. `Er was onder hen geen enkele noodlijdende' zo lezen wij.
Die eenheid, daar bidt Jezus om, denk ik.

We zouden het ook nog kunnen vragen aan de jongeman die Saulus heet.
Hij is getuige bij de steniging van Jezus. Later zal hij zich bekeren en als Paulus één van Jezus trouwste volgeling worden. In een brief aan één van zijn gemeentes schrijft hij over de eenheid: `Gij allen die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk of vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus'.
Komen wij nu uit Tiel of Maurik, uit Culemborg of Varik, allen zijn wij één in Christus.
Om die eenheid bidt Jezus voor ons.

En we willen er zelf ook om bidden, want we beseffen dat onze eenheid zich niet mag beperken tot dit ene uur in de week.

We stellen hier zo het teken van eenheid dat Jezus ons achterliet. We breken en delen. Wat zijn daarvan de consequenties voor ons leven met elkaar buiten deze muren? Je kunt je tot moedeloosheid laten verleiden. Of zoals de tegenstanders van Stefanus deden: je oren dichtstoppen voor die stem.
Maar je kunt ook gehoor geven aan de stem.
De stem van Gods Geest die zegt:
Wie ben je, mens waar is je zusje, mens waar is je broer?'

Kom, heilige Geest,
vervul de harten van uw gelovigen
en ontsteek in ons het vuur van uw liefde.
Zend uw Geest uit
en alles zal herschapen worden
en Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.