Er is een geschiedenis die zich in wereld en kerk steeds herhaalt. Telkens opnieuw zie je de moeite die leiders ermee hebben de mondigheid van anderen te waarderen. Soms echter stimuleerden in onze kerk bisschoppen die mondigheid, daartoe geïnspireerd door het tweede Vaticaans concilie. Maar dan komen er ook weer andere, die vinden dat het mooi geweest is, en die in plaats van meepraten luisteren propageren. Dat kan doordat er in de geschiedenis ook altijd weer mensen zijn die maar het liefst geleid willen worden. 'Zeg maar wat we moeten doen. Jullie hebben ervoor geleerd'.
Paulus schrijft echter: 'Het woord is dichtbij. Het is in uw mond. Het is in uw hart'. Degenen die leiding geven, denken wel eens te vlug dat het goede woord alleen uit hun mond klinkt. Ze hebben te vaak de neiging, de bekoring, de verantwoordelijkheid van anderen over te nemen. En sommige zogenaamde onderdanen vinden dat wel makkelijk.
Aan die verleiding heeft Jezus ook blootgestaan. Het verhaal over de bekoring in de woestijn laat zien dat Hij op een tweesprong stond; er woedde een strijd in Hem: kiezen tussen de kwade en de goede geest, tussen de makkelijke en de moeilijke weg.
De kwade geest, de verleider, daagt Hem uit van stenen brood te maken. Later zal het volk Hem om brood komen vragen, en ze krijgen dan hetzelfde antwoord: 'Een mens leeft niet van brood alleen'. De verleider vraagt Hem de politieke macht over te nemen. Drie jaar later gaan er onder het volk stemmen op om Hem tot koning uit te roepen. Hij weigert resoluut. En de duivel wil Hem verleiden een stunt uit te halen. 'Dan zal iedereen onder de indruk zijn', zegt hij. 'Dan zullen ze Je geloven!'. Voortdurend zal ook het volk om een teken vragen, een wonder; dan pas geloven ze dat Hij van God komt.
Noch in de woestijn noch later gaat Hij op die verleidingen in. Hij weigert de verantwoordelijkheid van anderen over te nemen. Hij zorgt niet voor ons brood, waardoor hij de gevierde held zou worden, en wij met de handen over elkaar kunnen gaan zitten. Hij neemt ook niet de macht, de zeggenschap over, waardoor wij maar zouden hoeven te doen wat Hij zegt. Hij haalt ook geen stunt uit, en doet straks geen wonderen waardoor mensen wel in Hem móeten geloven. Hij wil, hoewel dat ook voor Hem aantrekkelijk was, geen applaus, geen macht, geen idool zijn, geen grote leider, door iedereen geadoreerd en klakkeloos gevolgd. Nee, Hij wil dat mensen zelf verantwoordelijk zijn.
Want dat is de eeuwige bekoring van leiders: te denken dat zij alles beter weten en kunnen. En de bekoring van volgelingen is meelopers te worden: 'Zeg maar wat we moeten doen'. Dat is fataal voor kerk en samenleving; daarmee komt Gods rijk nooit dichterbij.
'Waarom', vroeg iemand aan een joodse rabbi, 'waarom laat God zo weinig van zich horen?'.En de rabbi zei: 'Omdat je dan kunt gaan denken dat God wel doet wat wij zouden moeten doen. Je moet leven - zei de rabbi - alsof God niet bestaat. Als er geholpen moet worden, moet je maar denken dat jij de enige bent in heel de wereld. Jij moet helpen, en niemand anders. Het is jouw verantwoordelijkheid, en niet die van anderen, niet die van de leiding, niet die van God'.