1ste zondag 4àdagentijd C (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Welkom op deze eerste zondag van de veertigdagentijd. Fijn, dat er zoveel mensen naar de Aswoensdagviering konden komen. Dat was een goede start van de vasten.

Ons kabinet is gevallen. Daar valt veel over te zeggen. Maar daar is de kerk niet de geschikte plaats voor. Laten wij maar vurig bidden voor Nederland. Ik denk dat wij het héél hard nodig zullen hebben.

Vandaag spreekt het evangelie over de bekoringen van Jezus in de woestijn. Nu was er eens een heilige abt van een woestijnklooster. En het gebeurde weleens dat die abt méér zag dan wij, gewone mensen.

Op een dag stuurde deze abt twee monniken door de woestijn om een boodschap over te brengen aan een ander klooster.

De ene monnik genoot zichtbaar van het uitstapje en had een heerlijk rustig tochtje. De andere monnik echter werd onderweg tot vijf keer toe ernstig bekoord tegen de kuisheid. Hij had een zware strijd te voeren, maar alle keren weerstond hij de bekoringen.

Toen de twee monniken terugkeerden in hun klooster, zag de abt boven het hoofd van de monnik, die zo'n geestelijke strijd had moeten voeren, vijf witte kransen zweven. Hij had vijf overwinningen behaald. Hij had vijf keer eer gebracht aan God door niet voor het kwade, maar voor het goede te kiezen. Bij de monnik, die geen strijd had hoeven te voeren, zag de heilige abt géén kransen.

Bekoringen kunnen wij krijgen op allerlei gebied. Beklagen wij ons niet als ze ons overvallen. Het zijn mogelijkheden om God te eren door voor Hem te kiezen en niet voor het kwade; en bovendien kunnen wij er geestelijk sterker door worden.

Voor de keren, dat wij bezweken zijn voor bekoringen van welke aard dan ook, dat wij bijvoorbeeld hebben toegegeven aan verlangens van hebzucht of wraak, willen wij nu samen vergeving vragen.

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. Almachtige God, leer ons in deze veertigdagentijd met meer toeleg en vroomheid het evangelie te beleven, en beter te begrijpen, dat wij niet leven van brood alleen, maar van elk woord, dat Gij ook spreekt in deze tijd. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon ... .

PREEK

Broeders en zusters, een bekoring is niets anders als een uitdaging om te kiezen tussen goed en kwaad.

Keuzes maken doen wij de hele dag door. Drink ik nu koffie of thee, eet ik een appel of een banaan? Er zijn ook keuzes, die zwaarder wegen. Huur ik een huis of koop ik er één? En er zijn zelfs keuzes, die definitief zijn. Zal ik trouwen? Zal ik priester worden?

Maar dit betreft keuzes uit goede dingen. En toch is het raadzaam om ook bij belangrijke keuzes de bijstand van de heilige Geest in te roepen, zodat wij in alles Gods heilige wil kunnen volbrengen.

Er spelen echter ook dikwijls kwesties waarbij wij moeten kiezen tussen goed en kwaad, tussen luisteren naar God of luisteren naar de kwade geest. Dat is al zo vanaf het begin van de mensheid.

De grootste bekoring voor de mens is misschien wel de drang naar een verkeerde vorm van zelfstandigheid. Wij, mensen, hebben er moeite mee ons te onderwerpen aan het gezag van een ander. Wij zijn gauw geneigd te vergeten hoezeer wij van een ander afhankelijk zijn.

Daarom hoorden wij in de eerste lezing hoe de grote profeet Mozes tot het volk zei, dat de priester de eerste veldvruchten van de mensen zal aannemen om ze voor God te plaatsen. En dan moesten de Israëlieten zeggen, dat hun voorvaderen zwervers waren geweest - wat ook inderdaad het geval was geweest - en dat zij ten tijde van de onderdrukking in Egypte een groot volk waren geworden en dat Gods machtige hand hen toen uit Egypte had bevrijd en hen naar het beloofde land had gevoerd. Zonder God waren zij nergens geweest. Op deze wijze probeerden de Joden te blijven denken aan Gods weldaden, vergaten zij niet, dat God de koning was, die hun dit geluk had geschonken en dat zij dus naar Hem moesten blijven luisteren om dit geluk te kunnen blijven ontvangen.

In het evangelie zien wij Jezus onder vuur liggen. De duivel schiet zijn bekoringen op Hem af. En ze zijn heel verleidelijk. Jezus Christus was in de wereld gekomen om de zonde van de mensen uit te boeten door het zuivere offer van zijn leven, maar ook om de mensen van heel de wereld naar de hemelse Vader te brengen. En nu biedt die duivel Hem zo maar de heerschappij over heel die wereld aan. Jezus hoeft maar voor de duivel neer te vallen en hem te aanbidden, dan zullen al de koninkrijken Hem worden gegeven, zonder dat Hij aan het kruis hoeft te sterven. Inderdaad heel verleidelijk, want het is de weg van de minste weerstand.

Maar Jezus Christus ziet dat het doel de middelen niet heiligt. Hij zegt "nee" tegen de duivel en geeft ook aan waarom Hij niet op zijn aanbod wil ingaan. Jezus zegt: Er staat geschreven (in de Bijbel): De Heer, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. En zo doet Hij bij iedere bekoring. Hij slaat terug met een woord uit de bijbel, met Gods Woord. Bij de eerste bekoring om steen in brood te veranderen, zegt Hij: Er staat geschreven (in de hoop Bijbel): De mens leeft niet van brood alleen, en bij de laatste bekoring om zich van de tempelpoort naar beneden te werpen, zegt Hij: Er is gezegd (in de Bijbel): Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen.

Zelfs Jezus Christus kijkt dus niet zo zeer naar wat Hijzelf van het aanbod van de duivel vindt, nee, Hij zoekt in de Bijbel naar wat God er van vindt. Daarnaar wil Hij zich richten. Daarin vindt Hij de kracht om aan het kwaad te kunnen weerstaan.

Ook wij, beste medegelovigen, zullen bij God te rade moeten gaan. De bedoeling van deze vastentijd is dat wij ons leven aan een soort onderzoek onderwerpen. Dat wij eens kritisch kijken naar onze manier van bidden, de regelmaat waarmee wij wel of niet naar de Kerk gaan, onze manier van omgaan met mensen en dingen, en dat wij dan Gods Woord ernaast leggen: Hoe zou God graag zien dat ik dit deed? Is er in mijn leven misschien toch iets wat ik moet veranderen om een betere christen te kunnen worden, om God meer te kunnen eren, ook om meer zijn liefde en zorg te kunnen ontvangen, en door te kunnen geven aan andere mensen?

Als onze ruziënde kabinetsleden zich nu ook eens van tevoren hadden afgevraagd of Jezus Christus legers naar Irak en Afghanistan zou hebben gestuurd of dat Hij, net als de koning van Ninevé, in een poging om de inderdaad grote problemen op te lossen, een heilige vasten zou hebben uitgeroepen? Het antwoord lijkt me duidelijk: Jezus Christus zal nooit of te nimmer mensen oproepen tot een oorlog. Zijn wij nu christenen of niet? Geloven wij nu werkelijk in de mogelijkheid dat God reddend kan ingrijpen of niet? Dan hadden we nu nog een kabinet gehad. Dan had het westen honderden miljarden dollars voor betere doelen kunnen gebruiken. Er waren er heel wat meer mensen in leven gebleven. Dan waren de spanningen tussen de moslimwereld en het christelijke Westen niet zo hoog opgelopen als nu.

In de tweede lezing van vandaag werd gezegd, dat het Woord Gods dichtbij is, in onze mond, in ons hart. En Paulus zegt er bij, dat als onze mond belijdt, dat Jezus de Heer is en als hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, dat dan ook wij gered zullen worden.

Dat er zo veel kwaad in onze wereld is, broeders en zusters, komt doordat zo veel mensen zwichten voor de bekoringen. Ze hebben geen inzicht in goed en kwaad, zij hebben geen verweer. Laten wij ons richten naar Gods Woord. Eren wij God door zijn woorden te lezen met een open hart. Zijn woorden zullen ons de kracht geven al het kwade in de wereld te dragen of zelfs te overwinnen.

SLOTWOORD

Tot slot een heel kort verhaal van de Engelse letterkundige en journalist Gilbert Keith Chesterton, gestorven 14 juli 1936.

Een man, die ontevreden was over zijn vaderland, ging op zoek naar beter. Hij trok door allerlei landen heen, maar het was alsof hij nergens een land vond, waar hij zich thuis kan voelen, waar hij zich geborgen wist. Hij bleef maar onderweg, steeds verder. Eindelijk, na jaren, kwam hij in een land dat hem vriendelijk gezind leek, waar hij geborgenheid ervaarde. Het bleek zijn eigen land te zijn. Toen hij zich afvroeg hoe het kwam dat hij zijn land nu wel goed vond en toentertijd niet, ontdekte hij - door het leven wijs geworden - dat aan het land zo goed als niets was veranderd, maar dat hijzelf was veranderd.

Ik hoop dat ook wij allemaal willen veranderen door echt iets aan de vasten te doen.