Een tijd van zien C (2013)

We hoorden zopas twee mysterievolle verhalen!

Het verhaal van Abraham brengt ons bij het eeuwenoude verbond van God met zijn volk, van God met ons! Het speciale ritueel van het slachten en klieven van de dieren waren in die tijd het zichtbaar teken waarin verbondspartners zich verbonden met elkaar! En mensen hadden tekens nodig om iets van JHWH, iets van Gods voortdurende verbondenheid met hen te kunnen zien en te kunnen geloven. In de vuurzuil die tussen de dierenhelften bewoog, zag Abraham hoe JHWH met hem het verbond aanging, om hem bekommerd was en om de zoekende mens in hem…

Vanuit dat visioen zag Abraham weer even heel duidelijk waarom het allemaal te doen was en ging hij hoopvol, gelovend in de zopas ervaren belofte, zijn nog ongebaande levensweg tegemoet…

En in het evangelie gaat het over Jezus en zijn trouwe volgers, zijn leerlingen zeggen we meestal.

Ze waren al maanden onderweg, trokken van het ene dorp naar het andere. Zij sliepen onder de blote hemel, deelden met mekaar het eten en drinken. Ze kenden mekaar al door en door, met de kleine kanten en de plezante trekken.

En dan op die ene dag wil Jezus een berg bestijgen. Wat krijgt hij nu? Vroegen zij zich af.

Hij neemt drie van zijn gezellen mee naar boven. Waarom? Vragen zij zich af. Daar woont toch niemand

Daarboven, ver van het lawaai en de drukte van het leven is het gebeurd. Daar kregen zij een heel andere kijk op die Man. Wat zij dag in dag uit met Hem beleefd hadden werd daar doorzichtig. Er werd iets zichtbaar van zijn goddelijke oorsprong. Hij had al dikwijls gesproken van zijn Vader in de hemel. Nu konden zij aanvoelen hoe nauw Hij met die Vader verbonden was.

In dit evangelie zien ook wij hoe die Jezus in al zijn gewoonheid, in zijn aardsheid toch zo hemels was. Het één vloeide over in het andere.

Bij Franciscus was dat ook zo. Dat was een man van de aarde, hartstochtelijk verliefd op de natuur: op de zon, de maan, de sterren, de bloemen en de dieren. Maar even hartstochtelijk verliefd op God. Het één stond niet in tegenspraak met het andere, integendeel.

Het ene kan niet zonder het andere. Volledig opgaan in het aardse zonder enige binding met God is zo arm. En ook het omgekeerde is waar: als onze godsdienst niets meer te maken heeft met het leven van alledag, dan is dat geen godsdienst.

En bij onszelf ontdekken wij ook wel gelijkaardige momenten!

Herinneren wij ons niet hoe we destijds in de humaniora, jaarlijks op retraite gingen? Het waren drie dagen met heel de klas van huis en school weg. We luisterden naar verschillende voordrachten en hingen als het ware aan de lippen van de spreker. We werden uitgenodigd om vóór ’t ontbijt een stille wandeling te maken in het domein. We werden in kleine groepjes verdeeld om levensvragen en geloofsvragen te bespreken en mochten nadien zelf een bezinningsmoment in elkaar steken met tekst en muziek…

Als andere jongeren kwamen we thuis, we kwamen als ’t ware uit de zevende hemel en gingen de wereld verbeteren. Met God in ons hart kon het niet mislukken.

Wanneer we er nu over vertellen voelen we nog wat daar gebeurde!

Regelmatig worden we uitgenodigd voor een begrafenis. Verdrietig om wie we zullen moeten missen, om wat wie ziek was moest doormaken, en vol medeleven met de naaste familie en vrienden voelen we ons in die droevige momenten met elkaar verbonden.

En soms, soms komen we vol verwondering buiten. Soms heeft die viering of een tekst, of een gebeuren in die viering ons heel diep geraakt.

Zo werd vorige maand Juf Lina van het vijfde leerjaar van St Annacollege Goethe begraven.

Haar gedachtenisprentje had ze zelf opgesteld en juf Lina schreef:

“Doe nooit een ander aan wat je zelf niet aangedaan wil worden”

Ga nooit weg zonder te groeten, ga nooit weg zonder een zoen.

Als je het noodlot zult ontmoeten kun je het nooit meer doen.

Ga nooit weg zonder te praten, dat doet soms een hart zo’n pijn.

Wat je ’s morgens hebt verlaten, kan er ’s avonds niet meer zijn.”

Het lezen van haar gedachtenisprentje ging recht naar het hart en meteen wist iedereen die het in handen kreeg wat hem of haar te doen stond. Iedereen ging een beetje als een andere mens buiten… We zagen het weer, heel even.

Wie in één of andere jeugdbeweging was moet ik toch ook niet vertellen hoe we van een bivak of een kamp thuis kwamen! Goed vuil, maar vooral vrolijk en met een warm hart en met een hoofd vol nieuwe ideeën om nieuwe uitdagingen aan te gaan.

We geloofden weer in de goedheid van het leven, in de goedheid van de mensen rondom ons en zagen een beetje van Gods liefde in ieders gelaat dat we ontmoetten… We zagen het weer ‘heel even’ en ook onze kinderen deden zo twintig dertig jaar later! Ook zij kwamen als uit de zevende hemel thuis van het catechesekamp of tentenkamp!

Een jaarlijkse gezinsvakantie kon van ons ook zo’n andere mens maken! We genoten van de tijd die we samen doorbrachten, van de schoonheid waar we verbleven, van de rust nu het werk even achterwegen mocht blijven. We beseften hoe we van elkaar hielden en mekaar voor geen geld van de wereld konden missen. Bij elk kapelletje bleven we even stilstaan, in elke kerk gingen we even binnen en genoten van een minuut stilte om te danken.

Zo zijn we groot geworden tot op vandaag. Met regelmatig die bijzondere ervaringen in ons leven, ik durf het Godservaringen noemen.

Met elk jaar ook die ‘vasten’ die ons weer even doet stilstaan. Die ons uitdaagt voor een stille wandeling, die ons uitdaagt om over de ongelijkheid in de wereld even na te denken, die ons mensen van veraf dichtbij brengt.

Dit jaar Oegandese families die dromen van voldoende voedsel het hele jaar door, betere oogsten, een groeiende veestapel, geld om de school te betalen. Mensen vol hoop die moedig verder werken in de meest barre omstandigheden…

Ja, ook wij hebben rituelen nodig om de verbondenheid met God, onze Vader, levendig te houden en om tegen alles in te blijven geloven in het visioen.

Deze vastentijd een tijd van zien, heel even, om vanuit dat licht verder te gaan.

Bronnen: Manu Verhulst, Broederlijk Delen