Vruchten aan de vijgenboom? (Lc. 13,1-9)

 

 Leidt de pandemie tot meer weerbaarheid, tot inkeer of zullen we vlug de schade inhalen van wat we gemist hebben? En na de twee jaren zorgen door Covid hebben we nu de onrust wegens de oorlog in Oekraïne. Slachtoffers van wapengeweld, mensen op de vlucht. Waar is de eerbied voor een mensenleven? Je zult niet doden. Waar is het geweten van de aanstokers?  Sinds de Russische invasie op 24 februari in Oekraïne zijn meer dan 1,5 miljoen Oekraïners op de vlucht.

Wij stellen ons meer vragen als het slecht gaat dan als het goed gaat. Mensen zeuren gemakkelijker bij slecht weer dan bij goed weer.

Ongevallen en rampen zijn van alle tijden, Berichten daarover houden ons een tijdje bezig. Je hadt zelf slachtoffer kunnen zijn. Een minuutje vroeger of later en je was zelf betrokken bij een ongeluk. Een man die dagelijks veel kilometers onderweg is, dankt elke avond de Heer dat hij veilig is thuisgekomen en denkt daarbij aan de vele die daartoe bijdragen: zij die de wegen onderhouden, de verkeersreglementen opvolgen, zorgen voor de verlichting. Hij denkt tevens aan de vele plekken op de wereld waar het onveilig is en mensen het comfort niet hebben dat wij hier bezitten.

Ongelukken houden altijd een waarschuwing in. Het kan overal gebeuren. We kunnen er in betrokken zijn. Twee vrouwen zijn aan het malen, de ene wordt meegenomen en de andere achtergelaten. Hetzelfde overkomt twee mannen op een akker (Mt. 24, 40-41). Het leven is broos en doet ons beseffen dat elke minuut de laatste kan zijn. Bij rampen worden schuldigen en onschuldigen meegesleurd. Daarbij is er niet altijd kwestie van schuld. De schuldigen kunnen ver af zijn en onschuldigen het slachtoffer.

Twee jaar pandemie

In de voorbije twee jaar heeft de corona al veel leed veroorzaakt. Familieleden en vrienden die er niet meer zijn, mensen die psychisch en fysisch nog steeds de gevolgen ervan dragen. Het heeft geleid tot een andere werkorganisatie. Er is al veel gezegd en geschreven over de weerslag op het mentaal welzijn van jongeren en ouderen. Jongeren hebben zaken moeten missen op gebied van ontspanning en contacten, die hun ouders en grootouders niet hebben gekend. Er was geen krokusverlof en skiverlof, noch buitenlandse reizen in de colleges kort na de tweede wereldoorlog. Maar aan deze vergelijking hebben jongeren geen boodschap.

De pandemie laat overal sporen na. Ze is immers een epidemie op wereldwijde schaal. Het woord is afkomstig uit het Grieks: παν (pan) betekent geheel, δῆμος (dêmos) betekent volk. Het lijkt erop dat de voorspelling over het gefladder van een vlinder aan de ene kant van de wereld, dat op de duur zou uitgroeien tot een orkaan aan de andere kant van de wereld, in vervulling is gegaan. De pandemie stelt vragen over onze omgang met moeder aarde, met de natuur en omgeving, met ons omgaan met medemensen, dichtbij en veraf en onze zorg voor elkaar.

Vanwaar die ongelukken?

Vandaag zijn we op deze derde zondag van de veertigdagentijd met Jezus onderweg en we horen hoe hij met mensen in gesprek gaat over de zin of onzin van twee ongevallen. De twee feiten waar mensen met Jezus over praten zijn iets meer dan een fait divers. Er waren mensenlevens mee gemoeid. Het land was bezet en de Romeinse bezetter begaat vreemdheden en zij die verzet plegen eveneens. Pilatus had mensen laten omkomen en heeft daarbij het religieus gevoel gechoqueerd door bloed van deze Galilleeërs met dit van offerdieren te vermengen.

Het tweede voorval gaat over de ingestorte toren bij de Siloam, waarbij achttien personen omkwamen.

Wij voelen ons niet zo best bij de vraag van Jezus of alleen deze mensen schuldig waren. Wanneer een brug in Genua instortte, lag de schuld niet bij hen die over de brug reden, maar bij de verantwoordelijken voor het onderhoud van deze brug.

Ommekeer

Bevat de reactie van Jezus aan zijn toehoorders van toen inzichten die ons kunnen helpen in onze reflectie op de pandemie? Ja, hij spoort ons aan tot waakzaamheid en tot zorg om goede vruchten aan te bieden. Hij looft hierbij het groot geduld van God. De God van de Bijbel is geen afzijdige, koude en kille God. Op deze derde zondag van de Veertigdagentijd krijgen we het verhaal van de Godsontmoeting van Mozes bij de doornstruik met de brandende vlam. Hij hoort er Gods stem, die sprak: “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien. Ja, ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden.” (Ex. 3,6-8).

God laat ons niet alleen. Aan dit woord houdt de gelovige zich vast. Hij weet tegelijkertijd dat God van ons verwacht dat we goed omgaan met moeder aarde, met de natuur en onze omgeving, dat we zorgen voor en samen werken met medemensen, dichtbij en veraf. In deze maanden en jaren van de pandemie hebben enkelingen en groeperingen zich ingezet voor mensen met zorgen. De voedselbanken zijn een van de vele voorbeelden. Vrijwilligersorganisaties zetten zich in om mensen op de vlucht voor oorlog en geweld te onthalen en te begeleiden. (info@vluchtelingenwerk)

Jezus verwacht dat wij goede vruchten dragen. Dit evangelie past binnen de optiek van de veertigdagentijd, tijd van bekering en van barmhartigheid, waarover het deze en de twee volgende zondagen gaat. Dit leesjaar zijn we in het leesjaar C en daarin krijgt tijdens de Veertigdagentijd de catechese over bekering meer aandacht. In de A-cyclus is het in die periode de doopcatechese en in de B-cyclus de kruiscyclus.

Bekering tot een goede levensstijl is niet beperkt tot deze veertig dagen maar is een permanente opdracht. Daarom houdt de actie Broederlijk Delen ons het ganse jaar door alert.

Een pandemie en elk oorlogsgeweld raken ook de mens in zijn Godsgeloof. Al is de vraag naar God en onze betrokkenheid op hem in deze crisis minder gesteld dan bij vroegere epidemieën. Er zijn tijden geweest waarin epidemieën en rampen hebben geleid tot nog grotere angsten en tot meer gebed. Er zijn deze keer weinig of geen plekken waar processies zijn gehouden, trouwens de lockdown belette het. Wie processie houdt, is daarom nog niet zo zeker van verhoring. Tijdens een hevige droogte had de pastoor zijn parochianen uitgenodigd voor een bijzondere viering. Ze kwamen met velen en baden om regen. En toen vroeg de herder wie een regenscherm bij had. Niemand had er een bij, al kwamen ze bidden om spoedig regen te krijgen.

Doorheen de storm

De eenzame en speciale Urbi et Orbi-zegen van paus Franciscus in maart 2020 bij het begin van de pandemie heeft toch vele getroffen. De paus bad toen in de regen op een totaal verlaten Sint-Pietersplein voor de wereld. In zijn toespraak wees hij op het evangelieverhaal van de storm op het meer (Mc. 4, 35) en op de houding van Jezus, die in de storm bij zijn leerlingen was en die dit nog steeds is.

Hierbij enkele gedachten uit de toespraak van paus Franciscus bij de zegen:

“Wekenlang al lijkt het erop dat het avond is geworden. Dichte duisternis heeft zich over onze pleinen, straten en steden gelegd; ze is ons leven gaan overheersen, ze vult alles met een oorverdovende stilte en een desolate leegte, die alles verlamt wanneer ze voorbijtrekt: je kunt het voelen in de lucht, je kunt het voelen in de gebaren, de blikken zeggen het. We zijn bang en voelen ons verloren. Net als de leerlingen van het Evangelie werden we opgeschrikt door een onverwachte, hevige storm. We realiseerden ons dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, allemaal fragiel en gedesoriënteerd, maar tegelijkertijd belangrijk en noodzakelijk, want allen zijn we geroepen om samen te roeien, allen moeten we elkaar bijstaan. In deze boot zitten we allemaal. Zoals de leerlingen, die als uit één mond en vol angst roepen: "Wij vergaan"(Mc. 4,38)), zo hebben ook wij ons gerealiseerd dat wij niet ieder voor zich, maar slechts samen verder kunnen gaan.”

“De storm openbaart onze kwetsbaarheid en legt de valse en onnodige zekerheden bloot waarop we onze plannen, onze projecten, onze gewoontes en prioriteiten hebben gebouwd.”

De balk van het kruis.

“De Heer daagt ons uit, en te midden van onze storm nodigt Hij ons uit om solidariteit en hoop te wekken en te activeren, die in staat zijn om stevigheid, steun en betekenis te geven aan deze uren waarin alles schipbreuk lijkt te lijden. De Heer ontwaakt om ons paasgeloof te wekken en te doen herleven. We hebben een anker: in zijn kruis zijn we gered. We hebben een roer: in zijn kruis zijn we verlost. We hebben een hoop: in zijn kruis zijn we genezen en omarmd, zodat niets en niemand ons kan scheiden van zijn verlossende liefde. Te midden van het isolement waarin we lijden onder het gebrek aan genegenheid en ontmoetingen, waarbij we het gebrek aan veel dingen ervaren, laat ons opnieuw luisteren naar de boodschap die ons redt: Hij is opgestaan en leeft onder ons. De Heer roept ons vanaf zijn kruis op om het leven dat ons te wachten staat te herontdekken, om te kijken naar hen die ons nodig hebben, om de genade die in ons woont te versterken, te erkennen en te bemoedigen. Laten we de kwijnende vlam, die nooit ziek wordt, niet doven, maar laten we toe dat zij de hoop weer aanwakkert.”

“Het kruis van de Heer omarmen betekent de moed vinden om alle tegenslagen van de huidige tijd te omarmen en even afstand te doen van ons verlangen naar almacht en bezittingen, om ruimte te geven aan de creativiteit die alleen de Geest kan wekken. Het betekent de moed vinden om ruimtes te openen waar iedereen zich geroepen voelt en nieuwe vormen van gastvrijheid, broederschap en solidariteit toe te laten. In zijn kruis zijn we gered om de hoop te verwelkomen en toe te laten dat zij alle mogelijke maatregelen en manieren versterkt en ondersteunt die ons kunnen helpen om onszelf en anderen te beschermen. De Heer omarmen om de hoop te omarmen: dat is de kracht van het geloof, dat ons bevrijdt van angst en ons hoop geeft.”

Na zijn bezinning vereerde de paus een oud kruis, het ‘mirakelkruis' dat tijdens de pestepidemie van 1522 door Rome werd gedragen. Moge het kruis een teken van hoop blijven. Moge het tot ons doordringen dat wij zusters en broeders zijn van elkaar, geliefd door Jezus Christus, door God zijn Vader en de Geest die ons leidt. Mogen we elkaar helpen bij het dragen van het kruis.