Het feest moet doorgaan

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Mensen, die door dood of scheiding verlies geleden hebben voelen meer nog dan anderen de pijn daarvan als er feesten gevierd worden. Die eerste Kerstmis, die eerste verjaardag, zijn moeilijk. Dan pas weet je, dat je eigenlijk niets meer vieren kunt, want juist op een feest hoor je bij elkaar. Feesten doe je samen. Ik kan me voorstellen, dat de vader uit het zo juist gelezen evangeliegedeelte, dit ook zo ervaart. Hoeveel weken is zijn jongen weggebleven? Maar iedere week werd het sabbat, de belangrijke dag voor de Heer en ieder week was die stoel leeg. Ieder jaar werd het Pesach, Pasen, en zijn stoel bleef onbezet. Een pijnlijk gemis. Het is daarom geen wonder denk ik, dat de vader zich zo uitslooft bij de terugkomst van zijn zoon. Geen excuses worden gehoord. Omhelzingen daarentegen, opdracht om feest te vieren, uitbundigheid moet er zijn. Want de stoel wordt weer bezet, de scheiding is voorbij.
Wat opvalt bij de terugkomst van de jongeman is, dat vader geen enkele voorwaarde stelt. Hij zegt niet: Iaat maar eens zien of het je ernst is, of zorg vooral dat het niet meer voorkomt. Niets van dat alles. Eén ding is slechts nodig: tot inzicht komen, weten waar je thuishoort. Natuurlijk gaat daar een pijnlijk proces aan vooraf. De jongen is vervreemd geraakt, van huis, van geld en goed, van relaties. Hij is zichzelf een vreemde geworden. De varkens zijn goed genoeg om bij te verblijven. Het zal je maar gebeuren, die ontluistering. En daar komt hij tot inzicht. 'Ik zal teruggaan naar mijn vader.' En de vader heft de ontluistering op, versiert hem met nieuwe kleren en stelt hem weer aan als zijn zoon. 'Want er moet feest zijn' en dat kun je alleen samen!
Maar dan gaat de oudste moeilijk doen. Die heeft zijn eigen oordelen klaar, oordelen over zijn vader en over zijn broer. Hij wil niet naar binnen, naar het samenzijn. Ook voor hem komt de vader naar buiten, want nu de ene levend geworden is, dreigt de andere verloren te gaan. Hij zegt: 'kom nou, kom nou naar binnen, want er moet feest zijn en dat kan ik alleen samen.' En dan eindigt het verhaal, plotseling. We weten niet of deze jongen gehoor heeft gegeven en naar binnen is gegaan. Wat we wel weten: de tragiek van Jezus' leven is geweest, dat Hij de tollenaars en zondaars nooit samen met de Farizeeën aan één tafel heeft kunnen krijgen. Als Hij de rol van liefdevolle vader op zich neemt, dan eindigt ook zijn verhaal onbeslist.

Thuis gebleven of in den vreemde geraakt, iedereen is onvoorwaardelijk uitgenodigd. Je moet alleen thuis willen komen, je moet willen weten waar en bij wie je hoort. Dit heeft ook te maken met onze kerkgemeenschap. Wij, die thuis gebleven zijn, zo lijkt het, constateren veel lege plekken in ons midden. Want veel mensen die bij ons hoorden zijn weggegaan en niet teruggekomen. Wij missen ze pijnlijk. Zowel bij degenen die zijn weggegaan, als bij de 'thuisblijvers' zijn er veel verschillen. De een mist het oude, de stralende luister van de kerk van vroeger. De ander vindt dat er te weinig vernieuwing is. Weer een ander maakt het niet uit en is onverschillig over de gang van zaken. We stellen voorwaarden, over en weer. Maar worden we niet eerder uitgenodigd tot een uitnodigende houding?
Onze gastheer Jezus - want die mag met de vader vergeleken worden - zegt: 'Ik ontvang jou onvoorwaardelijk.' Wij mensen stellen de voorwaarden. Er zijn er zelfs die zeggen: 'Alleen als je volmaakt bent, dan mag je aan deze tafel verschijnen.' Eerst je bekeren en dan ben je welkom. Ik meen uit het verhaal gehoord te hebben dat juist wanneer je uit de vervreemding vertrekt, de bekering gebeurt. De enige zorg van de vader is, dat het feest doorgaat; en dat zijn kinderen erbij zijn. De enige zorg van Jezus is, dat wij hoe dan ook bij elkaar blijven, want feesten doe je samen.