De Heer heeft het nodig (Lc. 19,34).

 

Wij zijn tot leven gebracht nadat we negen maanden in de moederschoot werden gedragen. Onder de indruk van het optreden en het spreken van Jezus riep een vrouw hem toe: “Gelukkig de schoot die u gedragen heeft en de borsten die u hebben gevoed” (Lc. 11,27). Enkele weken na zijn geboorte “brachten zijn ouders het kind naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen” (Lc. 2,22). Als kind werden we gedragen en na ons sterven zullen anderen ons voor een laatste keer dragen. In het verhaal van Jezus over Lazarus en de rijke betekende het sterven van Lazarus dat hij “door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen” (Lc 16, 19).

Brengen en dragen

Brengen en dragen, deze woorden duiden op de bewogenheid in een mensenleven. Daardoor komen ze ook vaak voor in het evangelie. Ze raken ons beide op deze palmzondag in de evangelieteksten van Lucas. We ontmoeten deze dag het ezeltje, dat Jezus draagt en we hebben Simon van Cyrene die het kruis van Jezus helpt dragen. Beide vragen ons ook meteen of we bereid zijn Jezus en zijn vrienden te dragen.

Op Palmzondag brengen de leerlingen een veulen bij Jezus. Hij had het hen gevraagd. Hij heeft het nodig opdat het hem zou dragen en naar Jeruzalem brengen. Het werd een bijzondere stoet, er werd gezongen en met palmen gewuifd. Een profeet had ooit voorspeld dat de koning van Israël zou komen, gezeten op een ezelsveulen. Hij komt zeker niet als een overwinnaar, gezeten op een paard.

Lasten mogen en moeten dragen

Heeft het ezeltje nadien alleen de weg teruggevonden naar Betfage? Het is in ieder geval fier geweest om zijn uitverkiezing en het heeft gedacht aan de vele keren dat hij en andere uit de stal als lastdier dienst hebben gedaan. Niet zo lang voordien had een Samaritaan een gekwetste en beroofde man op zijn eigen lastdier gelegd en hem naar de herberg te brengen om deze daar te verzorgen (Lc. 10,34). Hoogstwaarschijnlijk was dit lastdier een ezel. Aan een ezel wordt eigenzinnigheid verweten? Maar zijn we het soms nog niet meer dan dit dier.

 

“Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester. Maar Israël weet van niets, mijn volk heeft geen begrip” (Jesaja 1, 3). Het is dankzij dit woord dat de ezel een plaats heeft gekregen in de kribbe. In het boek Numeri is er de ezelin van Bileam (Num. 22, 21-35). Deze ezelin merkt de gevaren op. Ze kan spreken en reageert wanneer de begeleider haar slagen toedient.

Een kruisdrager

Enkele dagen na palmzondag is Jezus terug in Jeruzalem. Na zijn laatste samenzijn met zijn leerlingen trekt hij volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg om er te bidden. Het wordt de laatste keer, want daar komt een troep mannen op hem af. “Zij grepen hem vast en brachten hem in het huis van de hogepriester” (Lc. 22,54). Van bij de hogepriester wordt hij naar Pilatus gebracht (Lc. 23,1). Nadat Jezus daar werd veroordeeld, “hielden zij een zekere Simon aan, een man uit Cyrene die van het veld kwam, hem belaadden zij met het kruis om het achter Jezus aan te dragen” (Lc. 23,26). Totaal onverwacht is deze man geconfronteerd met een uitspraak van Jezus: “Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn” (Lc 14,27).

Jezus heeft tijdens zijn leven veel mensen ontmoet die een kruis droegen en die met hun zorgen naar hem toe zijn gekomen. Hij heeft de mannen voor ogen “die op een bed een verlamde met zich meedroegen” (Lc. 5,18) om deze voor Jezus neer te leggen. Hij hoorde de blinde roepen langs de weg naar Jericho en hij gebood toen dat deze bij hem gebracht zou worden om deze man te genezen (Lc. 18,40). Jezus was fel geraakt toen hij dicht bij de stadspoort van Nain was en “daar een dode werd uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was” (Lc. 7,12).

Hij denkt aan de keren dat moeders hun kinderen bij hem brachten (Lc. 18,15). Hij droomde van het feestmaal in het rijk Gods. Hij stond achter de uitnodiging van de gastheer: “Haast je naar de straten en stegen van de stad en breng de armen, de gebrekkigen, blinden en kreupelen hier binnen” (Luc 14,21).

Tot op Calvarie en aan zijn kruis blijft Jezus bezorgd om mensen. Hij troost vrouwen, die over hem weeklaagden. Hij bidt om vergeving voor wie hem mishandelden en hij belooft aan de moordenaar naast hem die zich bekeert dat hij met Jezus in het paradijs zal zijn. Jezus draagt ons allen mee in zijn hart en brengt ons bij zijn Vader.

Palmzondag en Goede Vrijdag bevestigen een krachtig woord van Jezus: “'Komt allen tot mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht” (Math. 11,28-30).

 

Hoe ver gaan we mee?

Het ezeltje van palmzondag en Simon van Cyrene stellen ons de vraag of wij anderen willen en kunnen dragen en met hen een weg afleggen.

Wie dragen wij? Willen we daarbij de ezel zijn om een medemens te helpen en te dragen? Hebben we geduld om te luisteren naar haar en zijn verhaal, om met hen te zoeken naar wegen van oplossing? In deze moeilijke jaren van de pandemie hebben we nog meer de rol kunnen waarderen voor mensen in de zorg. We denken aan hen die dagelijks als mantelzorger betrokken zijn bij een zieke huisgenoot, vriend of buur. Door de oorlog in Oekraïne en de vele vluchtelingen is het aantal mensen toegenomen die zoals Simon en Veronica mensen nabij zijn om het kruis te helpen dragen en om het lijden te verminderen.

Het is hierbij goed om na te gaan hoe we lasten kunnen spreiden en verdelen. Moet ik dat nu doen? Ja, wanneer je op elk van de vijf woorden uit deze zin op jezelf moet toepassen. Door overleg en afspraak kan het gebeuren dat wij deze dan anders invullen. Niet alles moet onmiddellijk gebeuren of door mij alleen.

Wij mogen dankbaar zijn voor ondersteunende diensten en ondersteunend materiaal. Daardoor moet een jongen zijn gehandicapt broertje nu geen kilometers ver meer op zijn rug dragen om naar school te gaan. Maar het antwoord van de jongen die dit zo vaak heeft gedaan op de vraag of het niet te zwaar was, blijft raak en ontroert: “Hij is niet zwaar, hij is mijn broer!”

We overwegen nog altijd graag de tekst, die pater Marcel Weemaes, ooit geschreven heeft voor Ziekenzorg CM, nu Samaana.

Indien ik je dragen kon

Indien ik genezen kon

wat omgaat in je hart

aan onmacht, ontevredenheid

en onverwerkt verdriet,

dan bleef ik naast je staan,

uren en dagen lang.

Maar ik ben niet groter,

niet sterker dan jij

en ik weet niet alles

en ik kan niet zoveel

ik ben maar een vriend op je weg,

al uren en dagen lang.

Palmtakjes

Op Palmzondag stellen we een eenvoudig gebaar. Palmtakjes worden gewijd.

Al dagen geleden heeft Sara gevraagd om er enkele apart te leggen. Ze kan zelf niet naar de viering komen. Maar haar meter zou er graag een aantal hebben.

Het palmtakje dat we op deze dag wijden, betrekt ons in de vreugde van de vrienden van Jezus die hem op Palmzondag toejuichen en die geloven dat de man op een ezel vrede brengt, al gaat zijn weg door het lijden.

Jezus was gekomen om op aarde vuur te brengen (Lc.12,49) met de wens dat dit mag oplaaien. Het vuur is het licht, dat niet gedoofd werd op Calvarie en dat sterker straalt sinds de dag van zijn verrijzenis.

Het palmtakje dat je wij meedragen voor familie en vrienden is een verbondenheid met de gemeenschap die elke zondag de Heer Jezus in haar midden begroet en ontvangt. Zij wil zijn bezieling verder uitdragen. Dit doen we wanneer we anderen in liefde dragen.