×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden
* De kerk viert in de regel de sterfdag van een heilige. Dat is zijn tweede geboorte. Slechts op drie feestdagen wordt de eerste geboorte gevierd: de geboorte van Maria (8 september), de geboorte van Jezus (kerstmis) en de geboorte van Johannes de Doper (24 juni), berekend op precies 6 maanden voor Kerstmis, omdat volgens het evangelie Johannes net 6 maanden voor Hem werd geboren. Zo is dit feest de aanzet van een soort zeer vroege advent naar het komende kerstfeest.

* De laatste twee data gaan terug op heidense cultusfeesten: de winterzonnewende, wanneer het licht weer gaat rijzen, en nu de zomerzonnewende, wanneer de dagen weer korter worden. Daarin steekt meteen de symboliek van wat Johannes zei: “Hij moet groeien en ik moet verminderen.”

- Merk op: In het voorgelezen evangelie (Lc. 1,57-66.80) steken drie heel bijzondere zinnen:

1. De eerste zin is: “Toen de buren en familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was die de Heer haar had betoond, deelden zij in haar vreugde.”

- Vruchtbaarheid stond bij Israël hoog aangeschreven. De vrouw moest zijn de welige wingerd in het huis van haar man (Ps. 128,3). Uit dit godsvolk moest ooit de Messias geboren worden. Sterven als maagd was een ramp, en onvruchtbaarheid werd beschouwd als straf en schande. Elisabeth komt in de rij van vrouwen, die eerst onvruchtbaar bleken en toch door Gods genade een kind ter wereld brachten. Deze waren Abrahams vrouw Sara, moeder van Izaäk; de echtgenote van Manoach, moeder van de richter Samson; Hanna, moeder van de profeet Samuel. Maria zou het kroonstuk vormen als moeder van Jezus, die alleen God zijn Vader mocht noemen.

- In deze bijbelverhalen leren we God kennen. Hij is het die ons verrast over onze berekeningen heen. Hij geeft anders en meer dan wij zouden verwachten. Hij brengt de mens soms verder dan hij had durven dromen. Het onmogelijke maakt Hij mogelijk in zijn droom. Hij is altijd groter: “Neen, niet mijn gedachten zijn uw gedachten; uw wegen zijn niet mijn wegen, zegt de Heer” (Jes. 55,8).

- Henry Viscari schreef zijn persoonlijke ervaring: “Ik had om macht gevraagd om door de mensen geëerd te worden; Hij schonk mij zwakheid om de nood te voelen aan God… Ik heb niets verkregen van wat ik had gevraagd, maar alles verkregen waarop ik (heimelijk) had gehoopt.” Zo kiest God het zwakke, arme en onbeduidende uit om het sterkte en rijke te beschamen. Hij stoot onze menselijke waardeschalen omver. Gods wijsheid is anders dan onze wijsheid. Daarop zal Paulus vaak terugkeren. Deze breuk werd de tenor van de lofliederen van Maria en van Zacharias.

2. De tweede zin is: “Hij zal Johannes heten” of: “Johannes is zijn naam”.

- Joden hielden van traditie. Trouw aan de voorvaderen behoorde tot hun piëteit. Een naam koos men uit de stamboom. Er ontstaat hier nu een tweede breuk met wat mensen zouden verwachten. De naam door Gabriël via Zacharias aan Elisabeth toevertrouwd is anders: “Johannes” (Johanan). Dit betekent “God is barmhartig, God is genadig”. In een naam lag zending verborgen. Met hem breekt Gods barmhartigheid door in de geschiedenis. Zacharias zal het uitzingen: “Geprezen zij de Heer, de God van Israël. Hij heeft zijn volk bezocht… Aan onze vaderen heeft Hij barmhartigheid betoond…” Het Lucasevangelie is het evangelie van het heil, evangelie van Gods barmhartigheid.

- Johannes wordt de voorloper van de ware Redder die Jezus is. “Heel de wereld zal Gods redding zien” (Jes. 40,3-5, eerste lezing). Met Johannes begint een nieuwe tijd. Hij is een scharnierfiguur; hij is de laatste profeet van het Oude Verbond en de eerste profeet van het Nieuwe Verbond.

3. De derde zin is: “Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde.”

- Deze zin brengt de derde breuk. Zijn vader Zacharias was priester uit de klasse van Abia. Hij had eervolle dienst gedaan bij het wierookaltaar in de tempel. Nu was hij met doofstomheid geslagen, tot hij zijn stem pas weer zou gebruiken om Gods barmhartigheid te bezingen. Zijn zoon Johannes bindt zich helemaal niet aan de tempel. Integendeel. Hij trekt de woestijn in. Hij wordt er zelf een stem, de stem van iemand die in de woestijn roept. Hij zelf is niet het Woord, maar de stem van dat Woord: “Tot ons, zei hij, is dit Woord van verlossing gezonden” (Hand. 13,26, tweede lezing).

- In de woestijn preekt hij bekering en hij dient een doopsel van boete toe in de Jordaan. Merkwaardig is dat niet heidenen naar hem toekomen, maar wel een aanzienlijke menigte Joden. Mattheus bepaalt nader: er waren ook Farizeeën en Sadduceeën, dus voorname figuren van de synagoge, het sanhedrin en de tempel. De tempel zelf komt in beweging en trekt naar de woestijn tot bij Johannes. Dat is het voorspel van de komende confrontatie tussen Jezus en de tempel. Eens zal het voorhangsel in de tempel doormidden scheuren, en zal die tempel zelf verdwijnen voor Jezus, die de levende tempel is. Het wordt voor het Godsvolk een nieuwe uittocht, Gods barmhartigheid tegemoet.

Johannes de Doper was de profeet van een nieuwe lente, die alleen waar wordt door de ommekeer van het hart. En deze boodschap blijft voor ons ook vandaag.