We vieren Sint Petrus. In Rome is deze dag feestelijker dan elders anders. Rome is de stad waar Petrus, de visser uit Betsaida (Galilea), ten tijde van keizer Nero de marteldood is gestorven. Onder keizer Constantijn is boven het graf van Petrus op de Vaticaanse heuvel een kerk gebouwd. De afstand en het verschil in stijl zijn groot tussen de woonst van Petrus in Kafarnaüm bij het meer en het reusachtig bouwwerk in Rome. Op de koepel van de kerk staan de woorden die Jezus in Galilea tot Petrus heeft gezegd, niet in het Latijn, maar in het Aramees: Tu es Petrus et super hanc petram aedificabo ecclesiam meam et tibi dabo claves regni caelorum (Mt. 16,18-19).
Op dit feest in Rome is een afgevaardigde van patriarch Bartholomeus aanwezig. Andreas en Petrus waren broers. Petrus is verbonden met het bisdom Rome, Andreas met Constantinopel. In mei 2014 waren paus Franciscus en Bartholomeus samen in Jeruzalem. Ze herdachten dat vijftig jaar geleden hun voorgangers Paulus VI en Athenagoras daar hun historische ontmoeting hadden. Zij waren samen in Rome op Pinksteren 2014 voor het gebed om vrede in het Nabije Oosten. Paus Franciscus had de presidenten Shimon Peres en de Manhoud Abbas uitgenodigd, die elk een vredesboodschap brachten. ''Vrede sluiten vraagt om moed, meer nog dan oorlog voeren'' (Paus Franciscus).
Sinds het vertrek van Petrus uit Palestina was tot aan het bezoek van Paulus VI geen enkel paus naar Jeruzalem teruggekeerd. Wij mogen onze herkomst niet vergeten. Onze kerken gaan terug op wat Jezus daar heeft beleefd en verkondigd. Jerusalem is de stad van Jezus’ dood en verrijzenis.
Wanneer en waarom heeft Petrus Jeruzalem verlaten? Omdat hij zijn roeping als mensenvisser ernstig heeft genomen en de uitnodiging heeft beantwoord overal de liefde van Jezus te verkondigen.
Petrus in de Handelingen van de Apostelen
Dankzij het boek van Lucas over de Handelingen van de apostelen weten we allerhand over die eerste kerk. We lezen er hoe Petrus zijn taak heeft opgenomen in verbondenheid met de andere apostelen. Het verhaal van Lucas is gekleurd en nogal optimistisch. Het werk van Jezus heeft de wind in de zeilen. De stuwkracht daartoe is volgens Lucas de heilige Geest. De Handelingen beginnen in Jeruzalem en eindigen in Rome. Het evangelie moest immers gebracht worden tot aan het uiteinde der aarde (Hnd. 1,8). Daarin heeft Paulus, de bij geroepen apostel een eminente rol gehad. De Handelingen eindigen met het verblijf van Paulus in Rome. Paulus woont daar in een huurhuis en “hij verkondigde het koninkrijk van God en onderrichtte vrijmoedig over de Heer Jezus” (Hnd. 28,31). Als Romeins burger had Paulus meer faciliteiten dan Petrus (Hnd. 22,28). Paulus is niet de stichter van de kerk in Rome.
Onder alle apostelen is Petrus het meest vernoemd bij de evangelisten. Paulus kon in de evangelies niet vernoemd worden, gezien hij maar na het heengaan van Jezus ten tonele komt en aanvankelijk in een slechte rol: de man die christenen vervolgt. In de Handelingen daarentegen wordt Paulus meer vernoemd dan Petrus, vooral in het tweede deel vanaf hoofdstuk 12.
In het cenakel zijn alle apostelen samen en nominatim vernoemd (Hnd. 1,13). Petrus is onder hen de eerste apostel. Paulus noemt in zijn brief aan de Galaten Kefas, Johannes en Jacobus de steunpilaren (Gal. 2,9) van de kerk.
De Handelingen informeren over de verplaatsingen van Petrus in Jeruzalem en over zijn lotgevallen in en buiten Jeruzalem. Hij is de eerste en de voornaamste apostel en treedt op in verbondenheid met de andere apostelen. Hij is in het cenakel en leidt er de verkiezing ter vervanging van Judas. Petrus neemt op Pinksteren het woord nadat de Geest over hem en de aanwezigen in het cenakel is gekomen (Hnd.2).
In de naam van Jezus Christus
Petrus gaat naar de tempel samen met Johannes (Hnd. 3). Hij hoort de bede van de lamme bedelaar. “Zilver of goud heb ik niet”, zegt Petrus (Hnd. 3,6). Hij was geen bankier en had geen Vaticaanse bank en geen vaste residentie. Maar hij treedt op met de kracht van Christus. Hij geneest de lamme. Hem wordt ook de opwekking van Tabita-Dorkas toegeschreven (Hnd. 9,39-41).
Petrus en Johannes komen voor het gerecht. Tegenslag houdt de verkondiging niet tegen. “We moeten immers wel spreken over wat wij gezien en gehoord hebben” (Hnd. 4,20). Later komt hij samen met de andere apostelen opnieuw in de gevangenis. Onverschrokken zeggen hij en de andere apostelen: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen” (Hnd. 5,29).
Petrus treedt streng op tegenover Ananias en diens echtgenote, die de overgekomen solidariteit in de verdeling der goederen niet volgen en onwaarheid spreken (Hnd. 5,1-11).
Petrus trekt op missie. Hij reist door het land en vindt een kortstondige ankerplaats in Lydda en in Joppe (Hnd. 9,32). Daar in het huis van de leerlooier heeft hij een droom die verregaande gevolgen had voor de toekomst van de kerk (Hnd. 10). Petrus zag in dat God geen onderscheid maakt tussen mensen (Hnd. 10,34). In Joppe komen de gezanten van een Romeinse honderdman hem opzoeken. Petrus gaat met hen mee naar Caesarea en doopt er Cornelius en zijn gezin. Een gedurfde daad, die openheid en ruimte schept. “Ik ben ook maar een mens”, zegt Petrus (Hnd. 10,26). Hij wil niet op een troon geplaatst worden. Hij is een dienaar van Gods beschikkingen. En in zijn prediking verkondigt hij het werk van Jezus.
Petrus komt in Jeruzalem andermaal in de gevangenis als slachtoffer van de politiek van Herodes (Hnd. 12,1-17). Hij wordt op wonderlijke wijze bevrijd. Zoals de steen weggerold is voor het graf op Pasen, gaan voor Petrus de deuren open. Ondertussen was de gemeente krachtig aan het bidden voor Petrus .
Het gebed van de gemeente voor Petrus
Petrus en zijn opvolgers rekenen op het gebed van de gemeente. Paus Franciscus heeft erom gevraagd onmiddellijk na zijn keuze en bij zijn eerste contact met de menigte op het Sint-Pietersplein.
In elke eucharistie bidden wij voor de paus en het apostelcollege. Na de keuze van paus Benedictus schreef Marcella een briefje naar de paus. Zij zong regelmatig wanneer ze naar de eucharistie kwam in het psychiatrisch centrum een lied over de paus. Ze had gehoord over discussies bij de keuze van een Duitse paus. Ze schreef vanuit de Wadi/Merelbeke op 20 april 2005 “aan onze goede, nieuwe heilige vader van Rome”: “Goede Vader, Ik heb veel moois van u gehoord, ook al hebt u een fout begaan. Maar dat denk ik niet. ‘Wie zonder fouten is, werpt zich de eerste steen’, zegt de Heer. Maar ik zie in u een heilig man en zeer begaafd. Ook hebt u vele vrienden. Houd maar dapper stand en maak er maar het beste van. Dag beste Vader, ook al hebt u bang van gevaar, je hoeft niet bang te zijn. De deur staat voor u open. Mijn jongen, ga en houd maar goeie moed. Ik bid veel voor u allen. Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is leven zoet, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.”
Het apostelcollege
Lucas vermeldt een laatste keer Petrus, wanneer hij bericht over het zogenaamde apostelconcilie. Er zijn verschillende strekkingen en meningen over de opname van de heidenen. Bij een hevige woordenstrijd stond Petrus op en zei: “Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft gekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen tot geloof te brengen” (Hnd. 15,7). Wij moeten niemand een juk opleggen dat hij noch wij kunnen dragen (cf. Hnd, 15,10).
Langs Paulus vernemen we dat Petrus in Antiochië is geweest en daar met hem in de clinch lag (Gal. 2,11-14). Petrus gaf er de indruk dat hij de overeenkomst van Jeruzalem niet onderhield. Verbondenheid en respect belet niet om eerlijk je mening te vertolken en om samen te werken voor het goede.
Petrus is de eerste in een lange rij van bisschoppen van Rome. Meer dan 260 pausen, elk met eigen achtergrond en vanuit een eigen charisma, levend in een welbepaalde context. Ze hebben zich niet allemaal een tiara laten opzetten. Ze zijn niet alle heilig. Van in 1414 tot 1418 vergaderden prinsen, bisschoppen en kardinalen voor het concilie van Konstanz. In 1054 was er de scheuring tussen de kerk van het Oosten en het Westen. Daarna kwam het Westers schisma met paus en tegenpaus. Tijdens het concilie van Konstanz zijn paus en tegenpausen afgezet en werd Martinus V tot paus verkozen.
Vijftig jaar geleden op 21 november 1964 werd de constitutie over de Kerk goedgekeurd. Er waren hevige discussies om de verhouding te bepalen tussen de paus en de bisschoppen. Na het eerste hoofdstuk over het mysterie van de Kerk en het tweede over het volk van God handelt het derde hoofdstuk van Lumen Gentium over de hiërarchische inrichting van de Kerk en in het bijzonder over het episcopaat. “Zoals door de instelling van de Heer de heilige Petrus en de overige apostelen één apostolische college vormen, zo zijn op gelijksoortige wijze de opvolgers van de apostelen met elkaar verbonden” (LG 22).
Paus Franciscus weet dat op dat vlak nog veel werk is. In de brief over de Vreugde van het evangelie schrijft hij: “Vanaf het ogenblik dat ik word geroepen om te beleven wat ik van anderen vraag, moet ik ook denken aan een nieuwe opzet van het pausschap. Het komt mij toe, als bisschop van Rome, open te blijven staan voor suggesties betreffende een uitoefening van mijn ambt die erop gericht is dat het meer trouw is aan de betekenis die Jezus Christus het wilde geven en aan de huidige behoeften van de evangelisatie. Paus Johannes Paulus II vroeg om te worden geholpen ‘een vorm te vinden van uitoefening van het primaat die weliswaar geenszins afziet van het essentiële van haar zending, maar die zich openstelt voor een nieuwe situatie.’
Wij zijn in deze zin weinig gevorderd. Ook het pausdom en de centrale structuren van de universele Kerk hebben er behoefte aan te luisteren naar de oproep tot een nieuwe pastorale opzet. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft gezegd dat de bisschoppenconferenties op een gelijksoortige wijze als de oude patriarchale Kerken ‘veelvoudig en vruchtbaar werk kunnen leveren om de collegiale gesteltenis tot concrete toepassingen te brengen.’ Maar deze wens is niet geheel verwezenlijkt, omdat er nog niet voldoende duidelijk een statuut van de bisschoppenconferenties is geformuleerd dat deze opvat als subjecten met concrete bevoegdheden, met insluiting van ook enige authentieke bevoegdheid op het gebied van het leergezag.
Een buitensporige centralisatie maakt, in plaats van te helpen, het leven van de Kerk en haar missionaire dynamiek gecompliceerd” (Evangelii Gaudium 32).
Paus Franciscus verwacht ons gebed voor en onze hulp en medewerking aan zijn taak.