Wie zegt U dat ik ben? Wat zult U straks zeggen, als ik klaar ben met deze toespraak: wat een snotneus, wat een groot redenaar? Of iets er tussenin? - Nou, het was wel een aardig wat-ie zei, maar iets nieuws heb ik niet gehoord! Of: wie was die vent eigenlijk? - Ik weet het, ik ben geen theoloog en ik kan me op weinig beroepen, waardoor ik bij voorbaat al uw respect of luisterend oor heb. Ik zal me over mijn twij-fels heen dienen te zetten en mijn woorden goed moeten kiezen, opdat uw gedachten niet afdwalen naar, laten we zeggen, de APK-keuring van uw auto, de EK-finale van vanavond of dat u straks in uw hoofd al op weg bent naar uw vakantieadres. Twijfel, onzekerheid, angst om niet serieus te worden genomen: ik heb daar wel eens last van. Aan de andere kant: kritiek kan nuttig zijn, moet ik kunnen verdragen. Ik kan er zelfs wat van leren. Maar ik weet ook - wat U er ook van vindt: in diepe dalen en het omgaan met commentaar van ‘de mensen' kan ik ook bij Jezus terecht. Als eerste, wijst de Zoon van God mij de weg!
Wie zegt God de Vader dat ik ben? - Dat is het enige waar de Zoon zich door laat leiden. Jezus laat zich geen appels voor peren verkopen! En dat zou ook eigenlijk niemand moeten doen. Petrus biedt vandaag het ideaalbeeld van de gelovig mens die zich evenmin van de wijs laat brengen door alle praatjes die over Jezus de ronde doen. Petrus heeft geleerd volledig op Hem te vertrouwen. Dat horen we vandaag: als Jezus hem persoonlijk vraagt wie hij zegt dat Jezus is, dan toont Petrus zich de man waarvoor Jezus hem heeft ooit geroepen, door ronduit te antwoorden: U bent de Messias! Jezus, op Zijn beurt, horen we dan raadselachtige woorden spreken: jij bent Petrus, op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen. - Over wat voor kerk heeft Jezus het? En wat zijn dat voor sleutels van het koninkrijk der hemelen die Petrus zal krijgen? Wat voor taak krijgt deze leerling van Jezus?
U bent de Messias! - antwoordt Petrus dus zijn leraar. Hij heeft blijkbaar goed begrepen dat we mensen kunnen maken én breken. Met woorden heb ik de macht om de ander zodanig in zichzelf op te sluiten dat hij niet meer kan functioneren zoals God dat van hem wil. Zelfs onze eigen woorden en gedachten over onszelf - over wie wij denken te zijn - kunnen ons doen opsluiten in onze schulp, in de door onszelf gebouwde, donkere kerker. Jezus ziet dat Zijn woorden een goede uitwerking hebben gehad op de eenvoudige visser uit Galilea die Petrus ooit was: Petrus is tot grote bloei gekomen als Zijn volgeling. En door het antwoord van Petrus ziet Jezus in hem de steenrots waarop Hij zijn kerk kan bouwen; bij Petrus zijn de sleutels van het koninkrijk der hemelen in uitstekende handen. Ik denk dat Jezus ons zelfs laat weten dat Hij de ongeletterde Petrus, door zijn vaste geloof in de goede zaak, véél beter in staat acht - dan alle zogenaamde schriftgeleerden - om het woord van God te vertalen naar de dagelijkse praktijk. Jezus zit niet op moralistische praatjes te wachten, die voor de meeste mensen onbegrijpelijk zijn en die mensen eerder afschrijven dan met ons mee laten doen. Nee, Jezus wil echt iets concreets opbouwen, nl.: dat koninkrijk der hemelen!
Jij bent Petrus, op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen; de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen! Hiermee zegt Jezus volgens mij dat met Petrus, en met mensen als Petrus aan onze zijde, nare praatjes weinig macht meer kunnen hebben en dat de mogelijkheid van dat koninkrijk blijft voortbestaan. Jezus belooft ons de komst van dat koninkrijk, áls ik tenminste mezelf en anderen de kans geef, los te komen van onze vooringenomenheden, om tot bloei te komen en de mooie mensen te kunnen worden wie wij feitelijk kunnen zijn in de liefdevolle ogen van God.
Wat schenkt Jezus dus met de sleutels van het koninkrijk der hemelen aan Petrus, en daarmee - volgens mij - aan álle mensen die net als hij in Jezus geloven als de Messias, de Zoon van de levende God? Die sleutels zijn, vermoed ik: het vermogen om de H. Schrift met levende woorden bruikbaar te maken voor de wereld waarin we nu leven, opdat het Woord van God ook bijv. de jongeren van vandaag aanspreekt. Ook vandaag is het de voornaamste taak van de kerk om steeds weer met hedendaagse ogen het evan-gelie te beschouwen - de sleutels die de kerk heeft ontvangen te gebruiken om het evangelie te vertalen naar de praktijk van vandaag. Door deze gewichtige taak op de juiste wijze te vervullen, is de kerk in staat de weg te openen naar het koninkrijk der hemelen. Maar belangrijk is dan ook dat we die kerk niet alleen zien als een groepje theologen of stelletje schriftgeleerden. Want de kerk is vooral: wij hier, mensen als Petrus!
Ook wij snakken naar mensen als Petrus om ons heen, die ons met begrijpelijke woorden en eenduidig handelen kunnen bevrijden uit situaties die ons als uitzichtloos doen voorkomen. Zulke mensen geven ons de kracht te doen oprijzen uit onze ellende. Net als in het verhaal dat we hoorden uit de Handelingen, waarin de engel bevrijdende woorden spreekt. Let wel: niet voor niets op het feest van Pasen, waarbij de uittocht uit Egypte wordt gevierd! De engel zegt dan tot Petrus in zijn gevangenis: Sta op, sla je mantel om en volg mij!
Gelukkig blijft God ook in de wereld van vandaag zijn ‘zonen' en ‘dochters' sturen - mensen als Petrus dus. Ik noem bijv. onze ‘kleine Trees' (H. Teresia van Lisieux), maar ook bijv. paus Johannes Paulus II - die door sommigen al ‘de Grote' is genoemd. Voor een gezonde basis zijn ongecompliceerde en vooral verstaanbare mensen als Petrus nodig, die ook vandaag nog putten uit de bron van leven die de Heilige Geest is. Om het wankele geloof van de moderne mens in een betere wereld te bewaren.
De mens Petrus spreekt ons aan. Hij intrigeert mij als weinig anderen van alle personages in het NT. Alleen al door het feit dat zo'n eenvoudig mens als hij uitgroeit tot een geestelijk leider van ongekend formaat. - Zelf werd ik met mijn neus op Petrus' contrasterende eigenschappen gedrukt - de grootsheid én de eenvoud -, toen ik in 2005 met een groep van deze parochie bij zijn graf stond - in de scavi, de gewelven onder de St.-Pietersbasiliek te Rome. Tegelijk op het moment dat ik me op die zeer bijzondere plek zo bewust was geworden van de enorme samenballing van geschiedenis, materie en andere dimen-sies, ontroerde me dat kleine plexiglas doosje met zijn menselijke resten. Sindsdien voel ik die verbon-denheid met een mens van vlees en bloed waarover we in het evangelie en de Handelingen horen.
Tijdens datzelfde verblijf in Rome kwam mij ook een hedendaags persoon heel nader, een mens van nu die we goed met Petrus kunnen vergelijken: Johannes Paulus II (JPII) - hij kwam zojuist al ter sprake. JPII overleed precies op het moment dat de parochiegroep in Rome was. Een aangrijpend gebeurtenis waardoor mijn hele wereldbeeld veranderde, op zijn minst mijn kerkbeeld; ik ben er beter door gaan in-zien dat er nog een andere werkelijkheid bestaat, dan de beelden die Nederlandse journalisten, weten-schappers en cabaretiers ons vaak over de kerk van Rome schilderen.
JPII kwam tot grote bloei tijdens zijn pontificaat. Hij heeft de kerk veel moois geschonken, via zijn vele reizen en de encyclieken, brieven en toespraken. Maar er is vooral iets wat voor mij persoonlijk veel meer heeft betekend, en volgens mij voor heel veel andere mensen in de kerk. Het állerbelangrijkste is niet zozeer dat pauselijke werk. Nee, zijn grootsheid is in feite pas echt goed aan het licht gekomen bij zijn lijdensweg en zijn dood. Op het einde, maar zeker ook na afloop van zijn leven, kwam zijn wezen voor de kerk pas echt tot bloei - juist in de confrontatie met de breekbaarheid van het mens-zijn. Alles waarvoor hij zich altijd sterk had gemaakt - de waarde van het menselijk leven in Gods ogen - kwam op het einde van zijn vruchtbare leven volledig tot zijn recht, toen zijn krachten zo pijnlijk langzaam uit zijn broze lichaam vloeiden. Sommige mensen heb ik tijdens die lijdensweg horen zeggen dat hij maar beter kon aftreden - dat het toch eigenlijk tegen de menselijke waardigheid zou zijn. Niet iedereen begreep meteen hoeveel betekenis zijn voor de hele wereld zichtbare lijden aan anderen gaf. Dit openlijke lijden gaf velen de kracht om zelf, ook onder moeilijke omstandigheden, te kunnen volharden in het geloof. JPII mag daarom een mens als de apostel Petrus genoemd worden; hij was in zijn mens-zijn net zo'n excellente leerling van Jezus.
De Geest van Jezus in deze wereld, en in alle mensen als Petrus, spreekt ons dagelijks persoonlijk aan. Volgens mij komt het steeds weer op de twee existentiële vragen neer die Jezus ons ook vandaag de dag nog steeds persoonlijk stelt: Wie zeggen ‘de mensen' - u en ik - wie ik ben? Tegenover: wie zegt Jezus wie ik ben? Met andere woorden: wat wil God de Vader met mij - van ons allen? God heeft ons Zijn Zoon gezonden om ons vanuit zijn mens-zijn op te roepen over te geven aan de wil die we ten diepste gewaar worden, te zijn wie we ten diepste zijn. - Tot bloei te komen! Zoals Jezus ons voordeed, maar daarna ook Petrus en vele mensen als Petrus die volgden. Met álle gevolgen vandien! Ja, ik zal op een bepaalde manier terrein verliezen, bijv. een oer-hollandse, eigenwijze mening, of misschien zelfs wel vrijheid. Want voor elke mening of levenskeuze offer ik een bepaalde mate van vrijheid op. Maar, vanuit het inzicht dat God Liefde is - Hij nooit Zijn handen van mij zal aftrekken - mag ik geloven dat élk offer dat ik met ware liefde doe een reëler soort vrijheid oplevert, een vrijheid voor die andere realiteit, dat koninkrijk der hemelen, waarvoor Jezus Christus, de Zoon van de levende God ons roept. Jezus kan het beste in ons naar boven halen. Hij kent ons. Hij wil iets met u en mij bereiken in deze wereld. Amen!