Inleiding

Petrus, de wankelmoedige, werd Petrus de rots; en Paulus, de vervolger van Christus en zijn Kerk, werd de apostel van de heidenen. Het valt op dat hun vruchtbaarheid verder gaat na hun dood. Al die tijd al is de Kerk gezegend met de genade van de eenheid van deze rots die Petrus is. Na Paulus' dood worden zijn brieven meer gelezen dan ooit daarvoor. De heilige Johannes Chrysostomus heeft eens in een preek gezegd: 'Wat een vreugde is het voor mij de stem van de apostel Paulus te horen. Een geestelijke bazuin. Mijn hart slaat sneller wanneer ik zijn brieven lees. Het hart van Paulus is het Hart van Christus. Caritas Christi urget me. De liefde van Christus drijft mij.'

'Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel gezonden heeft om mij te redden uit de hand van Herodes en uit alles wat de Joden verwachten,' zongen we in het openingslied. Een zeker weten, geen mathematische zekerheid, geen feitelijke zekerheid over de dingen van deze wereld, maar een zeker weten over God, over Gods aanwezigheid, zijn reddende, beschermende, bevrijdende werkzaamheid. Dat is ons geloof en dat wordt door deze twee getuigen, Petrus en Paulus, verkondigd, versterkt, en met hun bloed bezegeld.

Ze hadden al eerder gezegd dat ze het wisten. Petrus bijvoorbeeld: "Ik wil mijn leven voor U geven." (Joh 13,37). Maar die woorden stoelden niet op de zekerheid die vandaag in het geding is, die zekerheid heeft hij gekregen ná Jezus' dood en verrijzenis. Het gaat erom dat je iets zó zeker weet, dat je ervoor wilt sterven, dat je er dood aan wilt gaan, dat ze je ervoor tegen de muur mogen zetten. Dat is de zekerheid van ons heilig geloof. Jezus gaf een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe, daardoor zijn wij zeker van zijn liefde. Dat vieren we in de eucharistie en op die liefde is de Kerk gebouwd.

Homilie

"Op mijn beurt zeg Ik u..." Eerst is het Petrus' beurt om namens de anderen te zeggen wie Jezus is: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God." Dan is het Jezus' beurt om te zeggen wie Petrus is. 'Petrus', 'Kefas' in het Aramees, betekent rots. Jezus zegt: "Gij zijt Petrus; en op deze rots, die jij bent, zal Ik mijn kerk bouwen."

Hoe wordt Christus' Kerk gebouwd? Wat zijn de bouwstenen van het christelijke kerkzijn, van ons samenzijn hier? Daarvan geeft de eerste lezing ons een goed voorbeeld. Een spannend verhaal van wat Herodes van plan was en ten uitvoer bracht, namelijk: Jakobus met het zwaard ter dood brengen en ook nog Petrus gevangen nemen en na Pasen voor het gerecht brengen om hem hetzelfde lot te doen ondergaan. Hij werd in de gevangenis geworpen, enzovoort. Een spannend verhaal vol wisseling van sterke levensmomenten. De grote lijn is: van lijden naar verblijden; van dood naar verrijzenis. Of te nauwer nood gered, door het oog van de naald gekropen, en dat niet door menselijk geluk of menselijke vindingrijkheid, maar doordat de Heer hem ter zijde heeft gestaan. "Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft ontrukt aan de macht van Herodes en aan alles wat het volk der Joden verwachtte," zongen we in het openingslied. In het menselijke ongeluk is God met zijn kracht nabij.

Bij Paulus is het niet anders. Dat hebben we in de tweede lezing kunnen horen. Op het eind van zijn leven kijkt hij nog eens terug. "Wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. En wat ziet hij in zijn leven? "De Heer heeft mij verlost uit de muil van de leeuw. En de Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen." Lijden en bevrijden. Sterven en verrijzen. Dat zijn de bouwstenen van de christelijke kerkbouw, dat zijn de bouwstenen van ons christelijk leven. Bij Petrus en Paulus is dat meer dan levensgroot. Zo worden zij dan ook afgebeeld op het sint Pietersplein. Daar staan hun beelden, levensgroot, als je ernaast staat voel je je er klein bij. Dan voel je je, zoals zij zich gevoeld hebben: klein bij Jezus. Dan voel je je zoals Jezus Zich heeft gevoeld: klein bij de Vader. Uit Zichzelf hulpeloos, afhankelijk, gehoorzaam en vol vertrouwen: Ik kan en wil Mijzelf niet redden. Dat moet en dat zal de Vader wel doen. Hij zal mijn vertrouwen niet beschamen. Hij is toch mijn Vader. "Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest" (Lc 23,46). Dat is het laatste woord dat over Jezus' lippen kwam, in dat woord drukt Hij zijn hele levenshouding uit, de houding van heel zijn leven. Zo kunnen wij bij al wat ons overkomt onszelf invoegen in het leven van die twee bloedgetuigen van vandaag en in het leven van Jezus.

"In die dagen legde koning Herodes de hand op enkele leden van de kerk om hen te mishandelen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen." Vermoorden dus. Zo'n vaart loopt het bij ons niet, maar de moeilijkheden die er toen waren zijn er nog steeds. Wat heeft de Kerk van nu niet te lijden? En wat overkomt ons nu, op dit moment? Het zijn geen grote dingen die in de krant komen, soms zijn het maar heel kleine dingen, waarbij je toch het gevoel hebt alles te moeten geven. Soms zijn kleine dingen alles. Alles op dat moment. Dingen van niets kunnen symboolwaarde hebben van alles. Als dát je overkomt, als je bij een ding van niets het gevoel hebt alles te geven, als je het gevoel hebt dat je liever nog doodgaat dan dát te moeten loslaten, mag je weten: je bent nog steeds van de goede Kerk, de Kerk van Jezus, de Kerk van sterven en verrijzen. Als je zo'n gevoel hebt dat je alles moet geven, dat je je leven moet geven, let dan niet op je eigen gevoel, je persoonlijk verdriet, maar zie het lijden van de heiligen glanzen. Zie de glans van het aureool van de heiligen van vandaag, hun levensgroot beeld. Zie dat zij dankbaar waren dat ze iets voor Jezus mochten lijden. Dat zij verheugd waren smaad te lijden omwille van zijn Naam.

Het is niet te voorkomen dat je verdrietig bent wanneer je alles moet geven. Maar de toon van het leven mag dankbaarheid zijn. Bezie het in het licht van de apostelen en, van hen wegkijkend, in het licht van Jezus, wiens levensritme zij in hun eigen leven ervoeren. Het gaat om Jezus, om het ritme van zijn leven. Sterven ten leven, verrijzen door de dood heen. Dat is ons heilig geloof en dat gaan we nu ook belijden, nog niet met ons bloed, maar wel met het Credo van de Kerk.