Beste vrienden,

Hebben jullie de enige vraag onthouden die in dit evangelie werd gesteld? “Wat zal er van dit kind geworden?  Wel, dat hebben er zich toen velen afgevraagd die van Johannes’ geboorte hadden gehoord. En dat niet alleen omwille van de hoge leeftijd van zijn ouders.  Het is een vraag die ook vandaag nog alle ouders bezig houdt die over de wieg van hun pasgeboren baby gebogen staan.  Wat zal er van hem geworden? Welke toekomst gaat hij tegemoet?

In zijn nieuwe levensboek staat nog maar zeer weinig geschreven, maar reeds bij het eerste loslaten, bij het doorknippen van de navelstreng, stelt zich reeds de vraag naar de toekomst van die kleine wereldburger. Dat is vandaag nog juist hetzelfde als toen, en daar zijn ook geen bijzondere gebeurtenissen bij nodig zoals die bij Johannes’, en later ook bij Jezus’ geboorte, werden beschreven.  Enerzijds is de uitspraak van Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore,  die zegde: „Elk kind, dat in onze wereld wordt geboren, brengt ons de boodschap van God, dat Hij het vertrouwen in de mensen niet opgeeft”.   Anderzijds heerst bij vele jongeren in onze maatschappij een regelrecht pessimistische, sommigen zeggen zelfs een materialistische basishouding, die het hen moeilijk maakt om voor een leven met kinderen te kiezen.    
De naam Johannes wil zeggen: “God is genadig”. Er zijn ook mensen die beweren dat een naam er niet op aan komt en dat het om het even is of iemand Janssens, Peeters of Maes heet. Op zijn persoon heeft dat hoegenaamd geen invloed, beweren zij. Maar de geschiedenis spreekt dat tegen. Vroegere generaties dachten daar helemaal anders over.  De naam gaf de werkelijkheid weer: meneer De Volder was wel degelijk een Volder en meneer Smid was ook een smid – of tenminste toch zijn vader of grootvader. Beroep en naam waren tot aan het begin van het industrietijdperk eng met elkaar verbonden.  Bij het Godsvolk van de oude Israëlieten was die verbinding nog veel intensiever.  De naam van een mens gaf een handeling van God weer. Op die manier werd die naam ook een soort programma voor het leven.  Kijkt, zo is en zo handelt God!    Met de naam Johannes wordt uitdrukking gegeven aan datgene wat door de geboorte van het kind werkelijkheid is geworden: God toont zich als de „gevende“. Tegen alle redelijkheid en menselijke berekening in toont Hij zich als genereus en genadig.  

Net zoals Elisabeth en Zacharias in hun tijd, zo voelen ook vandaag Jonge ouders hun pasgeboren kind als een geschenk aan, ook al praten ze in de omgangstaal soms een beetje plat over „kinderen maken“.  Maar toch wel een geschenk dat ons er toe uitdaagt om er iets goeds van te maken. Of anders gezegd: om toe te laten dat uit dat nieuwe leven iets goeds kan groeien.  Want het kind heeft amper het levenslicht gezien als de ouders, soms op smartelijke wijze, reeds worden geconfronteerd met het proces van loslaten. Dat proces van het loslaten zou dan – tot welzijn van beide kanten – best wel na verloop van één generatie moeten zijn afgesloten.  Het is ongelukkig wanneer ouders, dikwijls uit verkeerd begrepen liefde, hun spruiten niet kunnen loslaten. Maar het is zeker even ongelukkig wanneer sommige kinderen, om welke reden dan ook, de sprong in hun eigen leven niet wagen en ten eeuwigen dage in “Hotel Mama” blijven wonen.  

Beide ontwikkelingen zijn verbonden met pijn, ontgoocheling en kwetsuren, net zoals alle soorten van afscheid in deze wereld door dergelijke gevoelens worden begeleid.  Hoe trots ze ook waren over het feit dat de geboorte van hun kind in aller mond was, hebben ook de ouders van Johannes en ook die van Jezus, die angst van het loslaten moeten doormaken.  Daarbij komt ook nog dat Johannes, trouwens net als Jezus, helemaal geen familiemens was. Dat kan je van beiden zeker zeggen. Maar, dat maakt het loslaten daarom niet gemakkelijker, vooral, omdat men niet weet of het allemaal wel goed zal gaan.  En dat het goed moge gaan, dat is toch wel de wens van alle ouders. Iets anders heb ik toch nog nooit gehoord. Het is toch eigen aan alle ouders in alle generaties, dat zij zouden willen dat het hun kinderen beter zou gaan dan henzelf.  Waarom eigenlijk? Kan het ons nog beter gaan dan de dag van vandaag? En vooral, op wiens kosten dan?   Ik ben van oordeel dat die steeds opwaarts gaande spiraal echt niet verder kan. Ik vind het veel belangrijker dat ouders voor de ontwikkeling van hun kinderen geen belemmering zouden zijn. Ieder van ons moet zijn eigen weg kunnen zoeken, hem vinden en hem dan ook zelfstandig kunnen gaan.   Als we het leven van Johannes, wiens feest we vandaag vieren, van dichtbij bekijken, dan moeten we wel zeggen dat hij op zuiver menselijk vlak aan de machtigen van zijn tijd is ten onder gegaan. De grillen van een vrouw hebben hem de kop gekost.   Maar: van de concubine van de koning en van haar dochter, daarover spreekt vandaag geen mens meer.  En Herodes zou reeds sinds lang in de geschiedenisboeken van zijn tijd ondergestoft zijn als zijn tegenspeler, Johannes, er niet was geweest.  Het leven van al die koninklijke figuren was ook maar een korte episode. Maar van Johannes de Doper spreekt vandaag nog de ganse Christelijke wereld.  Zijn oproep tot soberheid, gerechtigheid en solidariteit heeft een diepe indruk nagelaten. Een groot deel van onze wereldbevolking beseft tot op de dag van vandaag dat hij één van de mensen is geweest die, op een zeer menselijke en roerende manier, de weg voor Jezus van Nazareth hebben geëffend.  Hoe heeft hij dat zelf weer gezegd: “Hij moet groeien, ik moet minderen” – en hij had het toen niet over gewicht...   
Die bescheidenheid en dat vermogen om zich langzaam terug te trekken, dat constateren we zelfs in de vastlegging van zijn feestdag. Vanaf het huidige feest van Sint Jan worden de dagen weer korter. Ze worden steeds korter tot de zon haar diepste punt bereikt en rond Jezus’ geboorte de wending voltrekt zodat de dagen terug lengen. Dan is er weer nieuw leven, nieuwe groeikracht, nieuwe bloei en rijping op komst.  

“Wat zal er van dit kind geworden?“ Van dat zinnetje zijn we vertrokken. Wat is er uit ons geworden? Ik bedoel, het zal niet belangrijk zijn, tenminste niet voor God, of er dertig jaar na onze dood nog over ons wordt gesproken. Het is toch veel belangrijker of wij erin zijn geslaagd om ons leven zo te voltooien zoals God zich dat had voorgesteld.  Om dat te bereiken moeten we alleen de sporen van Johannes volgen en daartoe vinden we in het evangelie van Lucas heel concrete aanwijzingen.  De mensen, zo lezen wij, vragen aan Johannes: “Wat moeten we doen?” en hij antwoordde: “Wie twee stel onderkleren heeft moet delen met iemand die er geen heeft, en wie te eten heeft moet ook zo handelen”. En tot de tollenaars zei hij: “Vordert niet meer dan u is opgedragen“. En tot de soldaten: “Mishandel niemand, perst niemand af, wees tevreden met uw soldij“.  Allemaal duidelijke wegwijzers die later door Jezus werden samengevat in de gulden regel:”Alles wat je van anderen verwacht dat ze voor u zouden doen, doe dat ook voor hen” en “Gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart, en uw naaste gelijk uzelf!”   Als we dat voorleven en als we die waarden aan onze kinderen en kleinkinderen kunnen doorgeven, dan moeten we ons niet meer angstig afvragen: “ wat zal er van onze kinderen geworden”.  Amen