De dag vóór Allerheiligen stuurde Michel me een mail met bijlage. Deze had als titel 35 photos d’hommes parfaits. Ik open de bijlage en krijg een figuurtje dat me uitlacht. Terecht. Het lachende baasje geeft de boodschap dat er geen perfecte mensen bestaan: Pas d’image disponible. Soyons réalistes!

Op Allerheiligen vieren we het feest van mensen van wie het leven voltooid is. Maar wat betekent een voltooid leven? Abraham zou 175 jaar geleefd hebben. “Abraham gaf den geest en stierf, in goede ouderdom, oud en des levens zat, en hij werd tot zijn volken verzameld” (Gen. 25,8).

In het jaar 30 werd in Jeruzalem een Joodse profeet terechtgesteld. Jezus van Nazareth stierf aan het kruis, waar hij volgens de evangelist Marcus als laatste woord de kreet slaakte: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?”  Wanneer Jezus stierf, zei een Romeinse officier: “Werkelijk, deze mens was Gods zoon” (Mc. 15,39).

Jezus van Nazareth

Christenen blijven belijden dat Jezus de volmaakte, de voltooide mens is. Een van de slotdocumenten van Vaticanum II, dat vijftig jaar geleden eindigde, op 8 december 1965, is de pastorale constitutie Gaudium et Spes over de Kerk in de wereld van deze tijd. Daarin is een bladzijde gewijd aan Christus, de nieuwe mens. Hij wijst op de roeping van elke mens. “In werkelijkheid licht het mysterie van de mens alleen op in het mysterie van het mens geworden Woord. Adam, de eerste mens, was immers de voorafbeelding van de toekomstige mens, namelijk Christus de Heer. Christus, de laatste Adam, maakt juist door de openbaring van het mysterie van de Vader en diens liefde de mens voor zichzelf duidelijk en geeft hem inzicht in zijn zeer hoge roeping.” “Hij die ‘het beeld is van de onzichtbare God’ is (Kol. 1,15), is de volmaakte mens” (Gaudium et Spes, 22).

De mail met foto’s van perfecte mensen had toch een beeld mogen tonen van Jezus, gekruisigd en verrezen. Jezus Christus is Albeheerser, Pantocrator. Zijn leven was volmaakt en voltooid omdat hij leefde in dienstbaarheid en helemaal doordrongen was door de liefde van God zijn Vader.

Een voltooid leven?

 Bij deze gedachte staan we wellicht ver af met wat velen als ‘voltooid’ beschouwen. Frits de Lange (1955), hoogleraar ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit, wijdde daaraan een artikel.

Een mens moet zich ontplooien, leerden ons de jaren zestig. Het leven is een project, leerden ons de neoliberalen. Zo kwamen we op een vaag idee van 'voltooid leven.” “Maar je leven hoeft geen kunstwerk te zijn”, zegt Frits de Lange. “Wat 'zelf' is in de zelfkennis, wat 'voltooid' is in voltooid leven - we weten het eigenlijk niet zo zeker. Een beetje van dit soort postmoderne 'onbeslisbaarheid' zou niet misstaan in het ethische debat over voltooid leven.
We beeldhouwen ons leven tot het af is
” (Frits de Lange, Niemand weet wat voltooid leven is, in Trouw 30.05.15).

Wat moeten we zijn: een ster, een heilige, een held, een BV? “Vroeger moest je streven naar perfectie, vandaag moet je perfect zijn. De perfecte mens van vroeger was de heilige, de held of de kunstenaar.  Het was geen schande het niet te zijn. Dat iemand pas na zijn dood heilig verklaard kan worden, zegt genoeg. Zolang hij leeft, kan hij van zijn piëdestal vallen. Ook helden kunnen lafaards worden. Daarom kreeg een held zijn standbeeld pas na zijn dood. Een kunstenaar moet het loodje gelegd hebben om eventueel in een canon opgenomen te worden. Vandaag moet je beantwoorden aan het ideaalbeeld, of je ben niet meer normaal” (Mark Van de Voorde, Help! Ik ben gelukkig. Schizofrenie van een samenleving, p. 140).

Door God bekroond

Voltooid is ons leven, wanneer we geleefd hebben voor God en voor onze medemens en wanneer we door God zijn bekroond. In de grote gemeenschap van de Kerk denken we hierbij aan de heiligen. Zij zijn mensen van onze aarde, die hier hebben geleefd en gestorven zijn. Je moet niet sterven om heilig te worden, want het is in dit leven dat wij geroepen zijn om heilig te zijn. De martelaren zijn wel degenen die door hun sterven hun trouw hebben getoond. “Je kan alleen maar denken aan je dood, als je tegelijkertijd bedenkt hoe fantastisch het is om te leven" (Jostein Garde, De wereld van Sofie).

Heiligen hebben vreugde gehad aan het leven. “Un saint triste est un triste saint” (Franciscus van Sales). Heiligen hebben hun roeping beleefd in de geest van de zaligsprekingen (Mt. 5,1-12) en hebben voor hun medemens gezorgd vanuit de oproep van Jezus, de rechter bij de eindtijd (Mt. 25,34-36).

Bij een bijeenkomst op een pater Pio dag gaf bisschop Paul Van den Berghe enkele beschouwingen over heiligen.

“ Een heilige is ons door God gegeven om ons wakker te schudden, om onze ogen te openen, om ons iets te komen leren of in herinnering te brengen. En zo heeft elke heilige iets van een profeet en van een kerkleraar.”

“Een heilige is aan de Kerk gegeven om mensen te verzamelen, opnieuw bijeen te brengen in een beleefde gemeenschap van geloof, hoop en liefde. Soms realiseren heiligen dat, door in de kracht van de Geest actief op zoek te gaan naar de mensen, zoals de apostel Paulus en zo vele heilige missionarissen dat deden.”

“ Heiligen zijn ons door God gegeven als lichtende voorbeelden, om na te volgen.

 Door het doopsel en het geloof zijn wij allen ledematen van Christus. Wij zijn gedoopt om in leven en sterven verbonden te leven met Christus. Als gedoopten zijn wij allen geroepen om te delen in de blijde, de lichtgevende, de droeve en de glorieuze mysteries van Jezus.”

Heiligen hebben hun karakter en hun hebbelijkheden. Zij waren niet perfect en wisten dit van zichzelf. Maar hun beeld en foto ogen gezien, hun levensgeschiedenis mag gehoord en verteld worden. Op Allerheiligen plaatsen we er de gedachtenis bij van mensen uit onze eigen regio, kring en familie. “Onze moeder was een heilige vrouw, daarom is er vreugde in onze rouw” (tekst op een gedachtenisprentje).

Die ons zijn voorgegaan

Rond Allerheiligen bezoeken wij de graven van onze overledenen. Wij kijken naar de jaartallen die iets zeggen hoelang ze hier leefden. Wij lezen soms iets hoe ze geleefd hebben, wat ze gedaan hebben en hoe ze gewaardeerd werden. Maar we moeten naar Mexico om op zerken waarderingen te vinden als:

“Nu is hij bij de Heer. Heer pas op uw portefeuille.”

“Goede echtgenoot, goede vader. Slechte elektricien en bouwvakker.”

“Hier rust mijn geliefde echtgenote. Heer, ontvang haar even vreugdevol als ik ze u stuur.”

In Duitsland wordt elk jaar tijdens de tuintentoonstelling markante en recente grafmonumenten getoond. Er zijn 32.000 kerkhoven met ongeveer 35 miljoen graven. Dit jaar viel het de bezoeker op dat er bijna geen graven meer zijn met een christelijk symbool. Dat op een kerkhof het individualisme toeneemt om zich ook na de dood van anderen te onderscheiden. Nieuw was voor hem dat er kerkhoven zijn waar mens en dier samen horen en er samen begraven worden. Zo is het kerkhof een spiegel van de maatschappij.

Maar de bezoeker las er toch teksten als “De dood is niet het einde, zij is niet de vergankelijkheid. De dood is slechts een keerpunt, begin van de eeuwigheid.” Hij zag er een grafzerk met een ladder en schamele sporten. Hij interpreteert ze als de ladder naar de hemel (Matthias Pankau, Die neue Sehnsucht nach Erlösung).

Allerheiligen en Allerzielen zijn dagen van grote verbondenheid. Ze voeden het vermoeden en het geloof dat er meer is dan wat we zien.