×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden
Jesaja (25, 6-9), de Openbaring van Johannes (21, 1-7) en uit het Johannes-evangelie (11, 1-44).

Rijk de Gooijer is ook dood. Vandaag gestorven. Op deze tweede november, Allerzielen - precies zoals die baby, een meisje, dat getroffen werd, samen met haar moeder, in een zwembad in Tilburg, vandaag gestorven is. Rijk is vijfentachtig geworden, dat meisje maar vijf maanden. Een zeven jaar geleden op deze dag werd Theo van Gogh vermoord: óók op Allerzielen. Rijk de Gooijer, Theo van Gogh, dat kleine meisje ... alle drie dood. Net als de mensen met wie wij in gedachten naar hier zijn gekomen, naar de kerk op Allerzielen.

Allerzielen, dat zijn er héél veel ... We zijn dus nu met zeven miljard mensen op aarde. Met z'n zeven miljarden zouden we schouder aan schouder in de provincie Utrecht passen zeiden ze op het journaal. Dat klinkt leuk, solidair, dat "schouder aan schouder". Maar je moet er niet aan denken dat we het daadwerkelijk zouden moeten doen. Zeven miljard mensen als haringen in een ton. Arme kinderen. Arme oude mensen. Arme iedereen - in zo'n situatie. Je denkt dan meteen aan een concentratiekamp. Dus niet zo'n prettig gedachtenexperiment ... dat dan alleen nog maar op de levenden betrekking heeft. Denk daarbíj dan nog eens aan alle doden, aan alle levende zielen die er doorheen de geschiedenis geweest zijn. Horen de dieren daar ook bij? Ook mijn lieve poes Koetje is het afgelopen jaar gestorven. Waar is ze nu? "Egidius waer bestu bleven? Mi lanct na di, gheselle mijn"[1]. "Egidius, waar ben je gebleven? Ik verlang naar je makker ...".

Ja, zo is het: onder die talloos veel miljarden zijn er voor jou een paar, of is er misschien maar één, die er uitspringt of -springen. In je gedachten, in je geest licht éven, of af en toe, of geregeld, of voortdurend dat éne gezicht op. Of nu eens dít en dan weer dát gezicht. Ik moet zeggen, dat vind ik wel het mooie van zo'n speciale Allerzielendag: die nodigt daartoe toch uit. Die nodigt de doden uit om langs te komen. Allerzielen nodigt ons uit om naar ze uit te kijken. Allerzielen, dat zijn er ontiegelijk veel, niet te vatten zoveel. Terwijl het bij ons, hier, nu, vooral om die éne gaat, of die paar.

Ondere andere dát vind ik dan ook zo mooi aan de evangelietekst die ik zoëven heb voorgelezen, en die ik gráág voorlees. Want ze komen zó dichtbij, voel ik dan: Jezus en Martha en Maria en Lazarus. Je kunt ze bijna aanraken. Het gaat in deze tekst om één enkele dode, met een naam en een gezicht. Het gezicht kennen we niet, de naam wel: Lazarus. "God heeft geholpen" betekent die naam. Ja, zeg dat wel! God heeft geholpen. Hém wel. "Jezus hield veel van Martha, haar zuster en van Lazarus" hoorden we. Dat is gewoon góed om te horen vind ik: dat Hij, Jezus, blijkbaar een bijzonder gevoel vóór en een speciale band mét deze mensen had. Hij hield van ze. Het waren vrienden.

Jezus begint ook te huilen als Hij bij het graf komt. Huilen, net als wij - als je 't kunt, huilen ... Dan ben je een begenadigd mens, als je dat kunt. Dan heb je "de gave der tranen" ontvangen. "Zalig zij die treuren, want ze zullen getroost worden" zegt Jezus in de Bergrede[2]. "Hij moet wel veel van hem gehouden hebben" zeggen de mensen dan ook tegen elkaar als ze Jezus zien huilen.

Jezus laat zich niet weerhouden door het gegeven dat Lazarus al vier dagen in het graf ligt. Hij laat zich niet weerhouden door de afschuwelijke stank die ongetwijfeld uit een vers graf opstijgt als je het opent. "Lazarus, kom naar buiten!" En Lazarus kómt nota bene naar buiten. En dan denk jij aan die ene, aan jouw Lazarus, dan denk jij aan jouw mens of mensen die God ook wel mag helpen, naar wie je zielsveel verlangt misschien. O, als hij of zij toch eens uit de dood weerom zou kunnen komen ...

Ja.  Wij moeten het doen met het verhaal lieve mensen. Wij moeten het doen met Lazarus, met "God heeft geholpen". Maar vandáág nog, nota bene vandaag nog, zei mij iemand uit eigen ervaring: "Als je het goede nastreeft, als je het echt wilt, dan helpt God je, dat weet ik zeker." Een kwestie van geloven. Of nee, volgens degene met wie ik sprak dus van zeker weten. Helpt God jouw dode, jouw doden? Helpt Hij jóu met jouw doden? Helpt God Allerzielen? "De Heer God vernietigt de dood, en veegt de tranen van alle gezichten" hoorden wij in de eerste lezing deze avond, uit de profeet Jesaja. En in de Apocalyps, de Openbaring van Johannes klonk het: "Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij." Stoere beloftes. En in het evangelie huilt Jezus zelf. En Hij helpt. Hij overwint de dood.

Veelgeliefden, snáppen doe je het niet. Je vinger erachter krijgen kún je niet. Ons verstand kan er niet bij. En misschien wordt het wel op z'n plaats gezet, dat verstand van ons. Want je voelt, zowel bij Jesaja als bij Johannes, zowel in zijn Apocalyps/Openbaring als in zijn Evangelie: Hier worden geen grappen gemaakt. Het is hen ernst. Jesaja en Johannes. Al spreken zij in geheimtaal, het zijn geen bedriegers, geen charlatans. Ze sjoemelen niet met data. Ze zuigen het niet uit hun duim - zoals professor Diederik Stapel, de sociaal-psycholoog. God helpt. Hij heeft geholpen. En Hij zal opnieuw helpen. Jezus zegt: "Wie in Mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven". Laten wij derhalve de namen van onze doden hier klinken zoals de naam van Lazarus hier geklonken heeft. Ontsteken wij voor hen onze kaarsen in het licht van het geloof dat Jesaja en Johannes en dat Jezus zelf in ons hebben verlangd te ontsteken. Amen.