Het is met enige huiver dat ik tot u vandaag het woord richt
dat komt omdat u allemaal het zo druk hebt met uw eigen gevoelens
en die zijn van ieder van u zo verschillend. Er zijn hier ouders bij, die een klein kindje moeten missen
dat net geboren was en hoop en vreugde bracht
een vreugde die wreed werd weggekapt.
Er zijn hier mensen bij die afscheid moesten nemen
van iemand van wie ze helemaal geen afscheid wilden nemen:
gehuwde mensen die zich voorbereidden op nog vele gezellige jaren samen:
dit jaar werd een gezin in onze parochie
een week voordat vader met pensioen zou gaan
geconfronteerd met zijn dood…
Allemaal zijn we hier met verschillende gevoelens
en toch is het goed elkaar te zoeken
en ook een beetje te vinden hier in de kerk.

En we doen dat rond mensen die ons dierbaar zijn.
We leven in een wereld waarin veel te zien is;
op het scherm van onze TV-apparaten
we zien alle groten der aarde langs paraderen:
we zien hoe er wordt omgegaan met macht
- en meestal is dat slecht -
we zouden kunnen denken dat alleen de mensen
die in de schijnwerpers van de publiciteit voortschrijden
de echte belangrijke mensen zijn...

Vandaag weten we hier beter.
De echte belangrijke mensen
zijn de mensen van dichtbij,
de mensen die wij zelf ontmoetten
de mensen die ons vormden en vormen:
de mensen die ons troosten
de mensen die ons door hun levenshouding lieten zien,
als vaders, moeders, vrienden
dat wij zelf er mogen zijn.

Mensen zijn geschapen om bij elkaar te blijven
om elkaar handen te geven en bij te praten
om elkaar te strelen en
desnoods met elkaar een beetje ruzie te maken
maar om elkaar los te laten is altijd moeilijk.

Zelfs als iemand 90 jaren oud is
willen wij ze toch niet missen..
en zo moeten we dat ook blijven voelen.
Want mensen zijn kostbaar
mensen zijn uniek
ieder mens bewaart een bijzonder geheim en is onmisbaar:
-een bekend spreekwoord omdraaiend-
iedereen is onmisbaar...
ieder mens naar Gods beeld geschapen even waardevol.

Deze morgen was ik in mijn oude parochie,
in Amsterdam-Osdorp.
Pastoor van der Peet had mij gebeld:
‘er is een dode op het woonwagenkamp:
en ze wilden dat jij het wist.’

Het ging over een bekende vrouw op het kamp,
‘tante Lies’ noemde iedereen haar.
Zij was 79 jaar geworden.

Zij was met haar man,
een scharensliep uit Oss in Brabant
naar het Noorden getrokken,
nog in zo’n ouderwetse woonwagen
met haar negen kinderen.

De ontmoeting met de grote stad was niet gemakkelijk geweest:
haar dochters en vooral haar zonen
kwamen in heel wat ingewikkelde situaties terecht
waar ik nu niet over uit zal weiden.

Ze had het eindelijk financieel wat beter
en haar zonen van de Osdorper weg
hadden er voor kunnen zorgen
dat ze eindelijk een wat mooiere woonwagen had,
een waar paleisje.

Herinnering aan mijn Osdorpse pastoorstijd kwamen boven:
Als je haar ging opzoeken op het woonwagenkamp
werd je altijd verwelkomd door kinderen
die meteen vroegen naar wie je toe moest
en als je dan zei ‘naar tante Lies’ huppelden ze voor je uit
en brachten ze naar haar wagen
waar altijd al vele dochters en familieleden zaten
en waar ook altijd kinderen waren die bij oma speelden.

Ze zou geopereerd worden aan haar heupen
maar haart hart liet dat niet toe.
Dus werd ze verzorgd, jaren achtereen,
door de familie en de buren.
Scherp zag ze er op toe dat alle kinderen
en kleinkinderen en achterkleinkinderen gedoopt werden,
al kon ze de doop van de laatste twee niet meer mee maken.
Toen kwam het einde. Tijdens de storm vorige zondag
kreeg ze de ziekenzalving met wel 30 familieleden erbij,
een hele schrik voor de mensen van het ziekenhuis.

En vanochtend ging ze dan de schouders op.
Haar zonen van de autosloopbedrijven tilden haar op
en ze werd, onder overvloedige belangstelling
naar haar graf gedragen.

Pastoor van der Peet preekte in de aula
over de lessen die zij de kinderen gegeven had
en ik kon ook nog wat zeggen
omdat ik haar al 35 jaar kende.
En tot de grote schare kon ik toen zeggen
dat er twee dingen zijnd die je overeind kunnen houden
in de droeve uren:
de saamhorigheid, de steun van de familie en de omstanders.
is het eerste belangrijke punt.

En daar zijn wij allen toe geroepen.
Niet alleen in de eerste uren van het verdriet
maar vooral als het verdriet, volgens de anderen slijten gaat
en het maar over moet zijn. Juist dan moeten wij elkaar in de gaten houden..

En het tweede dat je overeind kunt houden is
de kracht van het geloof,
dat je niet voor niets doorgegeven hebt gekregen.

Geloof houdt ook weer twee dingen in:
ten eerste is het geloof een protest tegen de dood:
Als wij maar moeilijk kunnen wennen
aan het er niet meer zijn van onze dierbaren
heeft dat niet te maken met een vreemd soort verdringing
een niet accepteren van de dood
maar in feite is het een geloofsbelijdenis:
een geloofsbelijdenis in de waarde
van iedere mens.

Iedereen zal ze zich op een eigen wijze
de eigen dierbaren herinneren
hoe ze praatten
hoe ze lachten
hoe ze vriendelijk waren,
hoe lastig ze soms waren
Hoe ze ons tot de orde riepen
hoe ze stuk voor stuk mensen waren van wie wij zeggen
dat wij allen blij zijn dat wij hen hebben ontmoet.
Helaas: wij moeten allen sterven !

In een van de oude geloofsgeschriften van Israël, het boek Job,
klaagt de man Job over die menselijke kwetsbaarheid.
Hij zegt (en bij veel uitvaarten het afgelopen haar lazen we dat):
'voor een boom is er hoop,
als hij wordt gekapt schiet hij weer uit,
zodra hij maar water ruikt zal hij uitschieten
als een jonge plant'.
Dat mag zo zijn.. het leven is sterk.
'Maar' zo klaagt de man Job:
'sterft een mens, wat ligt hij dan machteloos neer'.

De machteloosheid van de mens erkennen
is geen sombere constatering
van een humeurige sombere mens
maar is het begin van de genezing:
is het begin van een nieuw begin.

We gaan ons dan openstellen
voor de echte levensbron zelf:
voor God die de Heer van het leven is.

En als wij dat doen
worden wij niet teleurgesteld.
En dan kom ik aan het tweede dat het geloof ons geeft:
het geloof in God die tegen de dood op kan.

Nooit kunnen wij dat genoeg erkennen..
nooit wordt dat te vaak verkondigd.
Iedere uitvaart die wij meemaken zal
-hoe droevig ook-
tegelijkertijd een verkondiging moeten en mogen zijn
van de doorbraak van het leven
dankzij de kracht van Levende God van Israël
die ook onze God wil zijn.