×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Gelezen: Uit het boek van de profeet Jesaja (25, 6-9), het boek der Openbaringen van Johannes (21, 1-7) en uit het Lucas-evangelie (23, 44-24, 6).

 "Op de eerste dag van het jaar wordt het geschreven: hoevelen komen, hoevelen gaan, wie leven zal, wie sterven, wie zat van dagen, wie in de bloei, wie door het vuur, wie door het water, wie door het zwaard, wie door de honger,wie door natuurramp, wie door boze ziekte ..."

 Aldus, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk, een Joods Nieuwjaarsgebed; een gebed dat elk jaar weer nieuw kan zijn omdat het elk jaar weer een nieuwe inhoud krijgt, omdat het jaarlijks gevuld wordt met nieuw leven, dat wil zeggen: met nieuwe dood.  De herfstdagen, als de blaadjes vallen en het begin van november nadert, worden we met de gedachten bijna als vanzelf gebracht bij onze sterfelijkheid en bij onze lieve en ook bij onze minder lieve doden. Je staat er nadrukkelijker bij stil, méér waarschijnlijk dan normaal: Je denkt misschien aan een vader die al drieënveertig jaar dood is, je was toen zelf pas twee. Waarom zou ik nog een kaarsje voor hem opsteken? Ja, maar hij was en hij is en hij blijft toch je vader, jóuw vader. En je denkt aan dat kindje van drie jaar dat gisteren nog met haar moeder en een vriendin van moeder te water raakte. De moeder en de vriendin hebben het overleefd. Maar de peuter niet.  En je denkt aan de Filippijnen, nu voor de vierde keer in korte tijd getroffen door storm en overstroming. Sinds een paar jaar huisvesten wij hier in de Vredeskerk ook een gemeenschap van Filippijnse geloofsgenoten, komende zaterdag hebben ze feest. Maar hoe zit het? Heeft iedereen het overleefd thuis op de Filippijnen?  Jonge doden, "verse" doden, en oude doden, doden van dichtbij, die we hier kenden in de kerk bijvoorbeeld, doden veraf. Mensen vallen, mensen sterven - zoals de blaadjes. Je kunt er gemakkelijk weemoedig en treurig van worden. Hier in de kerk echter, dierbare gasten en parochianen, is er echter nog een ander verhaal als dat van de blaadjes. Drie verhalen zijn er zelfs vandaag. Drie passages uit de Heilige Schrift, uit de bijbel hoorden wij. En die drie passages verwoorden op drie, onderling verbonden en naar elkaar verwijzende manieren: goed nieuws óver en voor de doden én voor ons, de "on-doden" (hopelijk).

 In de evangelietekst die werd voorgelezen, uit het Lucas-evangelie, viel mij op hoe precies en daarmee liefdevol beschreven wordt "hoe het ging" met Jezus: de omstandigheden van Zijn sterven, wie er bij waren, hoe hun houding was, wat ze deden of niet deden, hoe Hij stierf en wat er vervolgens gebeurde met Zijn dode lichaam. De vrouwen "zagen[1] (ander vertalingen schrijven "bekeken"[2] of "aanschouwen"[3]) het graf en hoe zijn lichaam erin werd neergelegd." We herkennen dat van uitvaarten van dierbare doden die we zelf hebben meegemaakt: Alles valt op en ieder détail telt. Dan, "op de eerste dag van de week", is er dat verbijsterende gegeven: de steen is weggerold van het graf, Jezus' lichaam is verdwenen en er zijn twee mannen in stralend witte kleren die vragen: "Waarom zoekt u de levende bij de doden?" en ze berichten: "Hij is niet hier. Hij is tot leven gewekt!" Kunnen wij dat geloven, dierbare gasten en parochianen? Kunnen we het geloven van Jezus? En kunnen we het geloven van onze eigen doden?  "De Heer God vernietigt de dood, en veegt de tranen van alle gezichten", zo klonk het eerder, in de eerste lezing, uit het boek van de profeet Jesaja. En in de tweede lezing, uit het boek van de Openbaringen van Johannes, bijna gelijkluidend: "Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij." Jesaja bericht daarbij van een berg, een soort luilekkerland met heerlijk voedsel en geweldige wijn. En in de Openbaringen is het een stad, "de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, (dat) vanuit God uit de hemel neerdaalt." "Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen." Voortdurend valt daarbij in die Openbaringen-lezing het woord "nieuw". "Ik maak alles nieuw" zegt Hij die op de troon zetelt, en: "Schrijf deze woorden op, ze zijn betrouwbaar en waar."

 Zou het zo zijn mensen? Kunnen we ons aan die woorden overgeven? Ís er, wérkelijk, goed nieuws voor de doden en voor de on-doden, voor ons? Je snapt daar niets van. Je kunt daar met de pet niet bij. Hoe zou dat dan moeten? Hoe zou dat dan kunnen? Een berg? Een stad? Een tent? - Ik denk: dat zijn maar beelden die proberen te verbeelden waarom het hier gaat ... Maar het getuigenis van de Schrift is éénsluidend: De dood heeft niet het laatste woord. Er ís een "voorbij de dood". Er is léven na de dood. En dan niet in de zin van: "Het leven gaat verder" en "toch wordt het weer lente". Dat is uiteindelijk níet wat de bijbel bedoelt denk ik. Wat ze wél bedoelt, dat is: "leven", dat heeft nog een heel ándere dimensie, een dimensie die wij wel kunnen vermoeden en waar we van mogen weten ook, want de bijbel spreekt erover, maar de vínger er op leggen, nee, dat kunnen we niet. "Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben" schrijft de apostel Paulus in zijn eerste brief aan de christenen van Korinthe (2, 14). Zoiets is het. Zoiets moet het zijn. En het geldt ook voor de doden. De belofte geldt ons én hen. God is wat wíj "dood" en "leven" noemen voorbij. Dat onderscheid tussen dood en leven geldt en telt voor God niet. God en wat Hij bereid heeft voor wie Hem liefhebben is van een geheel andere orde dan onze bekende, aardse, sterfelijke orde.

 Mag ik U uitnodigen, dierbare gasten en parochianen, om in dit geloof nu kaarsjes aan te steken voor uw doden en om hun namen te noemen. Amen.