Heel wat anders dan de tempel waarin Christus huishoudt. Die is verdord. Daar gaat het alleen nog maar om de instroom, het inkomen om het gebouw overeind te houden. En een furieuze Christus die er de zweep over legt.
En dan de vraag van vandaag: Wat richten zulke verhalen bij ons aan? We zijn van harte uitgenodigd stil te staan bij déze tempel op ‘t Zand. Wat is dit voor een gebouw? Hoezo, stromen van levend water, die zich vertakken door stad en land? Kan dat wel, met zoveel zandbanken, waar we wekelijks op zitten? En hoe komt Christus hier binnen? Voelt Hij zich thuis in deze kerk?
Ik denk dat Hij ons vraagt: Sijpelt er bij jullie iets door naar buiten? Een stroom, een stroompje desnoods dat de wereld gezond maakt, voedt, want zó moet een tempel werken. Dat is wél te hopen. Dat is ons visioen. Wat zou dat mooi zijn, als we er met elkaar zeker van konden zijn dat het zo werkt.
Telkens als we hier samenkomen, betekent dat een stroom van leven voor de wereld. Wij, als we de kerk straks uitstromen, nemen leven mee voor Berg en omgeving. En reken maar dat je dat gaat zien van de week! Een stroom van enthousiasme op ons werk. Een verfrissende aanwezigheid voor onze stadsgenoten, in scholen, ziekenhuizen, winkels, buurthuizen, cafés. En vooral al die mensen die met zichzelf te koop lopen, die zullen het merken.
En u thuis: u droomt toch even mee? Ook u ligt aan die stroom. Uw leven wordt er door bevloeid, opgefrist. En wie met u in aanraking komt die zal het merken. Dat is wat we hopen en dromen. Het visioen van de enige echte tempel. Maar de praktijk van onze kerk is wel eens wat anders. Soms doet het denken aan droge beken of modderstroompjes, gifstroom. Wat merkt de wereld nou al met al van onze kerk? Wat naar buiten komt is soms eerder gênant dan levengevend. Je schaamt je wat als je weer hoort hoe we met elkaar krakelen, van hoog tot laag, of intern.
En waar is ons kerk-zijn op gericht? De woede van Christus keert zich tegen een tempeldienst die alleen maar op eigen materiële zorgen is gericht. Duivenhandel en geldwisselaars mogen er wel zijn, en ook een schaap of een rund misstaat niet, want ze waren nodig voor de offers.
Maar als dat alles is. Een kerk die zichzelf genoeg is en die verdrinkt in ‘binnenlandse zaken'. We worden er in onze tijd wel eens toe gedwongen, door de nood van de omstandigheden: de financiën lopen terug, de dakgoot is lek, het priesteraantal loopt schrikbarend terug. Om nog maar niet te praten over alle discussies onder elkaar: wel of geen Latijn, en welk koor zingt er met Kerstmis, goedgekeurde tafelgebeden, en ook als pastor maak je je soms drukker over hoeveel mensen in de kerk komen dan hoe we eruit komen. Soms raken we zo verstopt met materiële en interne zaken, dat er van enige doorstroming naar de wereld nauwelijks sprake kan zijn.
En toch: heel de wereld is zijn huis. Die dimensie mag nooit vergeten worden. Niet dat je ook je eigen kerkzaken niet mag regelen, maar Christus legt de zweep erover als dat het enige is waar we aan toekomen. Dan is er fundamenteel iets fout. Een kerk die geen leven en geen geneeskracht meer biedt aan de wereld, die heeft geen recht van bestaan, die wekt de extreme woede van Christus.
Waarom die woede? Daar moet toch een verklaring voor zijn? Een dezer dagen las ik het antwoord bij de heilige Franciscus, een kerkvernieuwer van onverdachte huize. Ook hij is begonnen met het gebouw. Metselend en timmerend sleutelde hij aan de Portiuncula-kapel in Assisi. Later begreep hij dat het om een ander handwerk ging, een diepgaander restauratie van de kerk. Hij zegt: ‘De mens die God aanbidt is blij dat God God is. Dat maakt hem vrij. Als we zo konden aanbidden, dan zouden we door de wereld gaan, kalm als grote stromen.
Hier, in deze kerk, in elke kerk, mag je je realiseren dat God God is. Dit huis is een huis van gebed waar je tot jezelf kunt komen, weten waar het Hem om gaat. Om de redding van de wereld. God wordt aanbeden als wij Hem de gelegenheid geven zich in ons leven te nestelen, en via ons de schepping tot zijn thuis te maken. Af en toe lijkt het nodig huis de houden in onze kerk. Met een grove bezem eens even aan de kant te vegen wat ons afhoudt van de kern. Zodat we weer kunnen doorstromen naar de plaatsen waar we werkelijk thuishoren, levengevend, geneeskrachtig, voedend.
Als we straks naar buiten stromen, waar gaan we dan naar toe? (Goed, eerst naar de koffie), maar waar richten we ons op? Waar hebben we het over. En waar belt u over op vanmiddag? Over hoe mooi dat lied was, of dat er weer geen gloria gezongen is?
God wordt aanbeden en gediend waar Hij God mag zijn, in de wereld die Hij wil verlossen. En Hij wil meestromen, mee naar buiten, in ons leven