Een gekend pastoorsmopje uit de rijke roomse leven. De pastoor biechtte op het einde van zijn leven zijn drie grote passies. Drie vrouwen, van wie hij veel hield. De nieuwsgierige bezoeker wou weten wie deze waren. “De drie dames? De eerste was en blijft mijn moeder, de tweede is Onze Lieve Vrouw en de derde is Elisabeth Bas.”
Bij dit laatste is al een woordje uitleg nodig. Elisabeth Bas was de naam van een Nederlands sigarenmerk, dat nu niet meer bestaat.
Oppervlakkige dieptepsychologen beweren dat pastoors en mannelijke religieuzen eerder Maria vereren, terwijl de vrouwelijke religieuzen vooral naar Sint Jozef kijken. In de kapel van Caritas/Melle hebben beide, zowel Maria als Jozef, hun beeld behouden. Een vrouwelijke patiënte wees me op een onjuiste behandeling. Er branden meer kaarsen voor het Mariabeeld dan voor dat van Sint Jozef. Dit vond ze onjuist.
An van de Pastorale dienst richtte een tentoonstelling in met foto’s van oudere bewoners met hun lievelingsbeeld. Het werd een rijke gevarieerde collectie van dames met Mariabeelden. Een van hen zei: “Bij ons thuis stond in elke slaapkamer of een O.L. Vrouwbeeld of een H. Hartbeeld. Ik herinner me dat ik héél voorzichtig het stof moest afdoen, want de handjes van de beelden zaten er los in! Ik had dan ook een grotere liefde voor O.L. Vrouw die in de voorkamer onder een glazen stolp zat.” Een van de dames zei dat ze vooral sympathie had voor een beeld van de Moeder van Smarten. Maria heeft zoals elk mensenkind ervaren wat het betekent mens te zijn.
“Dat is de dood aanvaarden, de vrede en de strijd,
de dagen en de nachten, de honger en de dorst,
de vragen en de angsten, de kommer en de koorts” (ZJ 306)
Zeven smarten zijn gekerfd in het hart van Maria. De laatste en diepste smart is deze waar ze staat bij het kruis van haar zoon en nadien de dode Jezus op haar schoot rust.
Een andere bewoonster verwees naar een reproductie van een schilderij van Rogier Van der Weyden, de moeder van Jezus als Mater dolorosa. Overbekend zijn de beelden van Maria met het dode lichaam van haar zoon. De jonge Michelangelo beeldhouwde voor de sint Pietersbasiliek het beroemde piëtabeeld.
In mei 1414 kwam de Sint-Martinusparochie te Lede in het bezit van een gepolychromeerd houten beeld, 75 cm hoog. Het beeld kwam uit Keulen. Het is een van eerste voorbeelden in Vlaanderen van een zogenaamde ‘Calvariepiëta’. Het sluit aan bij Duitse voorbeelden waarbij Maria op een rotspartij zit. Het is een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, in Lede beter gekend als de Zoete Nood Gods.
In de passietijd is Maria als Moeder van Smarten, als Onze Lieve Vrouw van VII Weeën niet ver van ons. Wij vieren dit feest op 15 september, de dag na het feest van de Kruisverheffing. Maria is de moeder van de Goede Vrijdag, de Piëta met op haar schoot het dode lichaam van haar Zoon. Een overlijden duwt een rouwende in de eenzaamheid. Maria die zo veel titels kreeg zoals Onze-Lieve-Vrouw van Geluk, Moeder van Goede Raad, Moeder van de Blijde Vrede, draagt ook de titel van Onze Lieve Vrouw van Eenzaamheid. Deze titel en uitbeelding is in Spanje goed bekend. Het is een vrouw in zwarte rouwkledij, zoals gebruikelijk aldaar voor een levenslange rouw. Ze draagt de naam van Nuestra Señora de la Soledad. Sporen van deze verering in Spanje zijn in onze streken terug te vinden. In de Antwerpse Pieter Van Hobokenstraat hangt op een gevel een kapelletje ter eer van Onze Lieve Vrouw van Eenzaamheid.
Met diezelfde titel wordt Maria vereerd in een zijbeuk van de Kapellekerk in Brussel. De meeste aanduidingen zijn in het Pools, want ze is de kerk van de Poolse gemeenschap.
De bezoeker merkt bij het binnenkomen al gauw in een linker zijkapel het merkwaardige beeld van Nostra Señora de la Solidad, een dame in zwart kanten rouwkleed. Hij/zij hoort wellicht daarbij klanken uit het Stabat Mater.
Bij dit beeld hangt een bezinningstekst in beide landstalen, geschreven door Michel de Ghelderode (1898-1962). Deze Franstalige auteur van Vlaamse origine ziet de stoet van soldaten, die dit beeld uit Spanje naar hier zouden hebben meegebracht. De dichter en schrijver leeft zich vooral in de gevoelens van Maria, te lezen in zijn lievelingsbeeld.
Het Brussels beeld was in 2002 jaren zwaar beschadigd door brand, wellicht aangestoken door een kaarsje van een eenzame vrouw. Maria, de moeder naast haar kind op het kruis, is de vrouw van de Eenzaamheid in solidariteit met de eenzame, met de armen in de grootstad. De West-Vlaamse priester Marcel Cloet, pastoor van St.-Gillis/Brussel, getuigend van zijn ervaringen in de grootstad, zegt: “Ik kan niet om de armoede in Brussel heen.”
Onze-Lieve-Vrouw der Eenzaamheid.
De mens is alleen in dit leven… Die eenzaamheid is een gave, een genade of een ongeluk, door een fee in grijs-grauwe sluiers gehuld, aan de nieuwgeborene ten geschenke gebracht, terwijl de vriendelijke feeën zich met werelds geraas verwijderen.
Een vrouw beheerst gans mijn bestaan. Zij is noch een slet met ervaring, noch de vertederde burgerjuffrouw die gij u inbeeldt, maar zij is al evenmin een schepsel aan mijn verbeelding ontsprongen. Gij kunt haar zien, net zoals ik haar zie, maar gij kunt haar niet begrijpen, laat staan dat gij van haar zoudt houden. Zij is een grote dame, en eenzaam is ze ook. Meer nog, zij is de Eenzaamheid zelf.
Ik noem deze dame, die ik zo dikwijls met een bezoek vereer – zelfs de meest schitterende optocht zou mij niet kunnen weerhouden om bij haar te vertoeven - ik noem haar boven alle vrouwen verheven en met een onzegbare luister omgeven, al moet zij, als men slechts op haar uiterlijke verschijning afgaat, wel tot de minst waardige worden gerekend. Zoals ik haar zie, zonder ooit moe te worden, onveranderlijk goed en vol sombere schittering, zo was ze ook reeds in die lang vervlogen dagen, toen de legers van Alvarez de Toledo stilzwijgend naar de Nederlanden opmarcheerden, woeste benden zonder medelijden, eenzame schepsels zonder enige menselijkheid. Zij sleepten met zich enkele karren mee, met suikerriet gevuld, doch ze brachten ons ook, te midden van een bos van lansen en hellebaarden, deze grote Dame, hun moeder en hun vriendin, de prinses van de Soledad…
Nog slechts vergane gebeenten verroeste degens herinneren ons vandaag aan hun verblijf alhier. Maar hun heilig idool is in de Nederlanden achtergebleven, onzeglijk verlaten, vreemd en ascetisch, onder de zware ruwe zijden falie, enig in haar soort in onze kontrijen, waar de Spanjaard vertrok toen de zon voor hem, over Vlaanderen daalde.
Dona Maria! Slechts weinigen weten dat zij zich ophoudt in die oude tempel waarrond het kleine volkje huist, in een kleine kapel in het dwarsschip. De Lieve Vrouw met beschaamde kaken te midden van haar edele nichten, de andere Maria’s, de stralende matrones, roemrijk ontloken, stijf uitgedost in hun praalmantels van gouddraad, met edelstenen en parelmoer bezaaid, allemaal gekroond en allemaal even zelfvoldaan. Die Brabantse Lievevrouwen hebben wel goede redenen om blij te zijn: zij houden hun kind op de arm, het Kind met de gepolitoerde kaken en de Calvarieberg is nog ver… Maar voor Maria uit Spanje is alles volbracht! Zij draagt rouwkleren. Haar olijfkleurige gelaatskleur, haar licht gebogen houding, net alsof ze wel van het altaar naar beneden gaat vallen, wijzen op een uiterste berusting en gelatenheid.
De engelen zijn afwezig, zij ondersteunen haar niet; er gebeurt niets rondom haar. Alleen aan de muur hangt het dode lichaam van de gekruisigde, vaal loodkleurig en een beetje gezwollen. Die reële tegenwoordigheid is niet van dien aard dat de moeder er zich met de rug naartoe wendt; het gaat hier immers om een dode.
En met de dood is men alleen. En dona Maria blijft alleen en de gelovigen wenden zich van haar af. Zoals zij zich afwendt van de dode. Hoe weinig lijkt zij nog op de ‘Koningin des hemels’ uit de ellenlange litanieën? Ze kan, zich slechts de Dame van de Eenzaamheid noemen en er komen slechts enkele weduwen bij haar om te bidden. Heel zelden blijft ook een man bij haar staan en dan is het altijd een oude man.
Ik kom haar opzoeken, ’s morgens vroeg en soms ’s avonds laat. Ik ga in het hoekje vóór haar altaar zitten, ik groet haar en ik blijf zitten in stilte: ik zeg niets, ik vraag niets, ik heb haar niets te vertellen.
Haar aanwezigheid alleen werkt heilzaam.
Michel de Ghelderode